Onze Taal. Jaargang 42
(1973)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdTaalafbouw?Van de dichter en oppertaalbeheerser Dolf Verspoor hoorde ik, dat Bismarck een blijk van waardering heeft gestuurd aan een journalist met een knobbel voor taalpolitiek. De man had désarmement weergegeven, niet door Entwaffnung, maar door Abrüstung. Dat was veel minder pacifistisch en demoralizerend, zal de Satan van de Gross-staaterei gedacht hebben. (voor wie het wil nazoeken: Verspoor had de anecdote gevonden bij Hugo von HofmannsthalGa naar eind1)). Moeten wij zijn voorbeeld volgen, en een beloning toekennen aan degene die het woord afbouw met een nieuwe betekenis in circulatie heeft gebracht? Nee, een straf! Wat wordt er bedoeld met: de afbouw van de kolenmijnen, van de M.O.-cursussen? De kranten hebben het ons langzamerhand wel duidelijk gemaakt: dat voorbeeldig georganizeerde modelbedrijven, die ons heerlijke huisbrand en grondstof voor de scheikundige nijverheid bezorgden, en goedkoop werkende, door wetenschapsmensen bemande leraarsopleidingen - onderworpen worden aan een proces van euthanasie. Het mag geen afbraak en geen slopen heten, het wordt afbouw genoemd, alsof er bouwen aan te pas kwam. (Ja, dichtmetselen!) In het staatkundige taalgebruik zijn eufemismen welbekend. Men denke aan ‘bestedingsbeperking’ en ‘beleidsombuiging’, de twee achtereenvolgende mijdspreuken voor ‘bezuiniging’. Menslievend bedrog, máár bedrog, is ‘afbouw’. Bovendien is het een allerplompst germanisme. Merkwaardig genoeg geven het W.N.T. en de Grote Van Dale, wel niet Afbouw maar dan toch het werkwoord Afbouwen, met een mededeling als: ‘Een germanisme is het in den mijnbouw veel gebruikte afbouwen voor ontginnen (hd. abbauen).’ (W.N.T., Supplement.) Het minder bekende, uitstekend bruikbare Handwoordenboek van Van Dale geeft Afbouw wel: ‘1. het afbouwen’ (bedoeld in de betekenis: voltooien, volbouwen), ‘2. (germ.) ontginnen.’ Let wel: ontginnen, familie van beginnen, oftewel betekenis 2 is het tegengestelde van betekenis 1. Het artikel Abbau uit een Duits-Nederlands woordenboek verdient dat we het volledig lezen. Ik citeer dat van Wolters: ‘AB'BAU m -(e)s -ten ontginning, exploitatie (v. mijn); ('t) winnen (v. ertsen, kolen enz.); afbouw (“ontginning”); gang, put (v. mijn); mijnbouw; afgelegen hoeve, afg. wijk; (ook) afschaffing; afvloeiing, ontslag (v. beambten); (geleidelijke) vermindering (ook v. prijzen); (gel.) vermindering v. krachten, aftakeling; (gel.) opheffing (v. de tolgrenzen b.v.); (gemeenz.) moedeloosheid; demontage (v. machine); in A. bringen demonteren, ontmantelen; braak laten liggen.’ Volledigheidshalve ook nog even het begin van het volgende artikel: ‘AB'BAUEN h ontginnen, exploiteren (mijn); (Kohle, Erze) winnen; de exploitatie staken;’ zo is het wel genoeg. Dus een mijn ontginnen en de ontginning staken, daar heeft het ‘hd.’ een en hetzelfde woord voor. En zo'n | |
[pagina 43]
| |
taal moeten wij dan naäpen, De toekomstige commandant van een nieuwe oorlogsbodem, die toezicht houdt op de afbouw, zal er wel niet veel van begrijpen wanneer zijn krant het woord afbouw bezigt alsof het afbráák betekent. Is het niet noodzakelijk dat er door verstandige mensen toezicht wordt gehouden op het in zwang brengen van termen? Ter bevordering van op-, ter voorkoming van afbouw.
C.A.Z. |
|