Angst voor komma's
Men maakt wel eens onderscheid tussen twee soorten taal: spreektaal en schrijftaal. Taalkundigen zijn daar wat huiverig voor, en vooral tegenwoordig lijkt het wel alsof je alles kunt schrijven wat je zegt. Toch is er verschil; wie dat niet geloven wil, moet maar eens proberen een op de band opgenomen doodgewoon gesprek op papier te zetten.
De voornaamwoorden (z'n, 'm, d'r, 't) zullen hem verrassen.
Aan dat tweetal talen is een paar jaar geleden een derde toegevoegd: de druktaal. Een organisatie van uitgevers stuurde aan schrijvers een stel fraaie glimmende kaarten rond. Daar stonden wenken op voor ieder die wel eens iets liet drukken. Hoe de kopij deruit moet zien, hoe je proeven moet korrigeren enz. Erg nuttig en praktisch.
Maar der stond ook iets op over leestekens, iets wat niet zozeer de zaak van de drukker of de uitgever is. Dat was dan ook niet zo best. Het bevatte een voorschrift dat je alle komma's moest weglaten die maar enigszins weggelaten konden worden. Even onzinnig, natuurlijk, als wanneer der gestaan had: zet overal een komma waar der maar enigszins een kan staan.
Het weglaten van komma's hoort dus tot de druktaal, zullen we maar zeggen. Voorbeelden?
‘Peru past er echter voor op buitenlandse investeerders op grond van nationalisatiebeginselen uit te sluiten’ (Leidsch Dagblad, 14 sept. 1972).
‘De catalogus werd overigens gemeten aan een zo bescheiden instantie als de Amersfoortse Culturele Raad tot een naar tekst en illustratie voortreffelijk document’ (N.R.C. Hbl, 11 aug. 1972).
Wie zo schrijft kan niet schrijven, wie zo drukt kan niet drukken.