Stijl
Naar aanleiding van de ‘zweefmolenstijl’ in Onze Taal van jan/feb '72 geef ik u hieronder een citaat uit Tucholsky: ‘Ratschläge für einen schlechten Redner’. Hij raadt de spreker aan te spreken zoals hij schrijft:
‘Sprich mit langen, langen Sätzen - solchen, bei denen du, der du dich zu Hause, wo du ja die Ruhe, deren du so sehr benötigst, deiner Kinder ungeachtet, hast, vorbereitest, genau weiszt, wie das Ende ist, die Nebensätze schön ineinandergeschachtelt, so dasz der Hörer, ungeduldig auf seinem Sitz hin und her träumend, sich in einem Kolleg wähnend, in dem er früher so gern geschlummert hat, auf das Ende solcher Periode wartet - nun, ich habe dir eben ein Beispiel gegeben. So muszt du sprechen.’
Dit type zinnen draagt de naam ‘Schachtelsatz’, dus eigenlijk ‘dooszin’. Ik vergelijk dit soort zinnen vaak met die veelal Russische houten popjes, waaruit steeds een kleiner popje gehaald kan worden,
Wat het schrijven van dergelijke ware monster-constructies aangaat: vooral Thomas Mann was daarin zeer sterk. Ik meende dat deze aanvulling nuttig kon zijn na de opmerking van de Duitser, die in een zin duikt en aan de andere kant met het werkwoord weer opduikt.
H.A. Wessel, Vlaardingen