Taal van dichters en technici
Bladerend in de nieuwe (achtste) druk van Damsteegts In de doolhof van het Nederlands zag ik, dat in dit zeer bruikbare boek nog steeds een merkwaardige uitspraak staat (deel I, blz. 75/76). Het gaat over samenstellingen uit zelfstandig naamwoord en voltooid deelwoord die vooral door technici worden gebruikt: watergekoeld, handgeweven enz. Dit gebruik wordt als onnederlands afgewezen. Vermeld wordt dan dat deze samenstellingen ook door Nederlandse letterkundigen een tijdlang zijn gebruikt: zonovergoten, bloemomkranst. ‘In deze literaire sfeer kunnen we ze als dichterlijke vrijheden aanvaarden, temeer daar zij vaak voor het ritme noodzakelijk zijn, maar daarbuiten doet men toch beter zich niet de voorrechten van de dichter aan te matigen. Het argument van de kortheid, dat technici gaarne aanvoeren..... houdt geen steek.....’
Zo. Technici en bèta-wetenschappers staan voor de gigantische taak om over hun vak zo te schrijven dat de vloedgolf van hun literatuur kwantitatief en kwalitatief hanteerbaar blijft. Ze streven naar kortheid, ze maken fouten. Hun taalgebruik wordt uitermate kritisch bekeken, ze heten vaak slecht te schrijven. (Er mag ook wel eens worden vermeld dat de meerderheid van hen bereid is toe te geven dat schrijven moeilijk is, en positief reageert op hulp in de vorm van cursussen en redactionele ingrepen).
Daartegenover staat dan blijkbaar de kaste der letterkundigen. In hun onaantastbare majesteit staat het hun vrij, onnederlands te doen als hun inspiratie of het ritme dat zo dicteert. Gewone mensen moeten zo niet doen, technici helemaal niet.
Het is een geluid dat hier en daar ook opklinkt uit Van Dale. Bepaalde barbarismen worden afgekeurd, terecht. Maar als bijvoorbeeld Geerten Gossaert een taalkundige oprisping ten beste geeft is dat een nieuw woord - de Meester heeft gesproken! Helaas heb ik er geen aantekening van gehouden, zodat voorbeelden achterwege moeten blijven.
Ik wil bepaald niet beweren dat letterkundigen niet vooraan (kunnen) staan in de rijen der taalscheppers. Maar er is sinds een dikke honderd jaar een en ander veranderd. Vroeger waren letterkundigen, samen met predikanten en juristen, de taalnotabelen. Maar naast hen heeft zich al lang een grote groep bèta-wetenschappers en technici opgesteld aan wie de taal evenzeer ter harte gaat. En vroeger schitterden die notabelen temidden van een massa analfabeten. Nu hebben ze dat privilege verloren.
Intussen is men onvolledig wanneer men in dergelijke beschouwingen niet ook de nog jongere gamma-wetenschappers betrekt. En wie de opblaastaal van sommige sociologen en agogen bekijkt, neemt een langdurige pauze voordat hij weer iets over het taalgebruik van technici gaat zeggen.
Technici moeten goed Nederlands schrijven? Akkoord. Maar zij zijn niet de enigen.
J. Terwan, Vlaardingen.