Onze Taal. Jaargang 42
(1973)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdAnder(s)talig en bedijf(s)schapTweemaal tegenspraak uitgelokt: dat is een gelukwens waard. Discussie moet er in deze kolommen zijn, de taal is van iedereen.
Eerste tegenspraak: 41ste jaargang, blz. 34. Anderstalig is goed; de analogie werkt regelmatig, immers zijn buik is dik: hij is dikbuikig = zijn taal is anders: hij is anderstalig.
Het is goed beredeneerd, maar is het uitgangspunt wel juist? Men zou aan honderd mensen moeten vragen: ‘Waarom heten Walen, Turken, Amerikanen anderstaligen?’ Het antwoord van de meesten zal wel zijn: ‘Omdat ze een andere taal hebben.’ Als er zijn die antwoorden: ‘Omdat hun taal anders is’, bestaat nog de kans dat dit hun ingegeven is door de s waarmee het woord hun werd aangeboden. De moeilijkheid is, dat we vrijwel geen vergelijkbare woorden hebben. Het W.N.T. (een deel met het jaartal 1898) kent alleen Andersoortig, dat het vergelijkt bij Duits andersartig. Het Supplement (jaartal 1956) voegt hieraan toe: ‘Misschien gevormd naar hd. andersartig.’ Het Duits weifelt blijkbaar ook. Maar waarom spelt de redacteur dan niet anderssoortig? Dan Van Dale. Die geeft (in de druk van 1961) Andersgevoeligheid (een wat krampachtig purisme voor allergie) en Andersoortig. Hij heeft ook een Supplement (van 1970). Daarin wordt Andersoortigheid toegevoegd, en onze vrind Anderstalig. Meer niet. Ik blijf andertalig verdedigen. Waar die s vandaan komt, als de heer Mars ongelijk mocht hebben? We zijn nu eenmaal gek op tussen-s'en. Als er maar een samengesteld woord bestaat met een s in het midden, dan is dat een welkom voorbeeld voor schijnbaar overeenkomstige vormingen. Eensgezind leidt tot eensgezinswoningen, denkt u niet? en hemelsblauw tot Hemelsvaartdag. Zo kan andersdenkend, met ruggesteun van Duitstalig, Nederlandstalig enz. het bedenkelijke anderstalig hebben opgericht.
De bestrijder van de s tussen bedrijf en schap (41ste jg., blz. 40) vindt in mij een gemoedsverwant. Mijn lijfdagblad had die ss-vorm nog niet gedrukt of ik schreef al aan de hoofdredacteur dat de ene s deruit moest. Het ‘woordgeworden affix’ -schap was toentertijd nog maar vakjargon van een kleine kring. Maar spelregels zijn spelregels, en in samenstellingen beheerst het eerste ‘lid’ de analogie, alleen in afleidingen de uitgang. Dus als schap ‘publiekrechtelijk lichaam’ een woord is geworden, dienen we bedrijfsschap te schrijven, en eventueel te eniger tijd ook handelsschap, fabrieksschap, scheepsschap, elektriciteitsschapGa naar eind1) Natuurlijk blijft het koningschap, alsook keizerschap, ondanks koningsmantel en keizerskroon want daar hebben we geen schappen, evenmin als in gezelschap en vriendschap. Het beroep van de inzender B op het etymologische woordenboek van Vercoullie is niet ter zake. In het citaat ‘-schap (......) is eig. een subst.’ kan men -schap vervangen door -heid of -lijk, maar dat maakt van schoonheid en ergerlijk nog geen samenstellingen. Ieder die zich met historische taalkunde gaat bezighouden, moge goed weten dat ‘eig.’ eigenlijk een ontkennend woordje is.
C.A.Z. |
|