Resten van naamvallen
De oude -e in de derde naamval mannelijk en onzijdig enkelvoud vindt u terug in uitdrukkingen als: van koninklijken bloede, in geschrifte, in arren moede (betekenis laatste uitdrukking is ‘in boosheid, kwaad, toornig’). Het woord is dan zo apart geworden dat u geen fouten meer kunt maken.
Veel komt nog voor, bijzonder in geschreven taal, die s als teken voor de tweede naamval. Vooral bij eigennamen (Keesjes verhaal), bij namen die dienst doen als eigennaam (buurmans regenton), bij namen die een familiebetrekking aanduiden (vaders werk, tantes verjaardag). U ziet aan tantes verjaardag en moeders pappot dat de -s geen voorrecht is van mannen. Maak het niet te bont en en schrijf niet: mijns vaders werk. U durft ik blijf bij mijner moeders pappot toch ook niet aan! Beschouw mijn vader e.d. als een eenheid die de -s krijgt: mijn vaders werk. Natuurlijker zou zijn het werk van mijn vader (of: mijn vader z'n werk, maar dit is een oud liedje).
De bekende afkorting H.M. Kruiser De Ruyter moet worden gelezen als Hare Majesteits Kruiser De Ruyter. Onaanvaardbaar is Harer Majesteits; het betreft hier gestileerde taal, de verbinding hare majesteit moet men als een eenheid beschouwen. De -s schrijft men vast aan majesteit.
De spelling van deze -s-combinatie levert soms enige moeilijkheden. Er zijn gelukkig regels voor. Drie gevallen:
het gewone: |
Keesjes verhaal, Jans gezeur; |
het buitengewone: |
Anna 's leven, Breda's burgemeester; |
het zonderlinge: |
Max' verjaardag, Kees, verzoek. |
Goede spellinggidsen kunnen u meer bijzonderheden geven. Achternamen in merken, fabrieksnamen e.d. schijnen zich een eigen schrijfwijze te permitteren: Droste's cacao, De Gruyter's winkels, Verkade's beschuit. Wellicht wil men, aldus spellende, de eigennaam in het schrift apart houden.
In de Latijnse spraakkunst wordt onderscheid gemaakt tussen een tweede naamval van het onderwerp (de liefde van de man = de man bemint) en de tweede naamval van het voorwerp (de liefde tot de man = de man wordt bemind). Het is louter een onderscheid in betekenis en niet in vorm. Wij hoeven in onze taal niet Latijnser dan de Romeinen te zijn. Er bestaat geen aanleiding om in het Nederlands de tweede naamval des, der of de omschrijving met van de te reserveren voor het onderwerp. M.a.w. het lezen der (van de) boeken is even goed als het lezen der (van de) kinderen. De kwestie is erg theoretisch. Zoals zo dikwijls, wordt door de omgeving van de zin, door de situatie verwarring vrijwel altijd uitgesloten. Wie zal in een normaal verhaal niet weten wat er bedoeld wordt met het vonnissen van de rechters en het ophangen van de veroordeelden?
Een schrijver die verwarring vreest, heeft middelen genoeg ter verhindering daarvan. Hangen de veroordeelden de rechters op, dan kan hij ons het schokkende relaas doen over het ophangen van de rechters door de veroordeelden. Zoals het inhouden van de loonbelasting door de werkgever.
Naast de tweede naamval met -s bestond er ook een op -en, en wel bij sommige mannelijke persoonsnamen (de graaf - des graven, de paus - des pausen), bij mannelijke persoonsnamen op -e (de bediende - des bedienden), bij één onzijdig woord, n.l. hart (wat op 's harten grond leit....) en bij een paar vrouwelijke woorden die u kunt ontmoeten in Vrouwenparochie, Mariëndal, Geertruidenberg.
In woorden als heldendaad, pausenwoord, mensenwerk en koningszoon, adelsbrief ziet u dat de oorspronkelijke tweede naamval is opgenomen in een samenstelling. De uitgangen -en en -s gaan dan dienst doen als tussenklank; men merkt dan - wat betreft de oorspronkelijke functie van de uitgang - geen verschil meer tussen uienteelt (teelt van uien, meervoud) en heldenmoed (moed van een held, enkelvoud).
Met des zijn niet al te veel moeilijkheden mogelijk. Deze naamvalsrest treft men zelden in gewone taal aan. De vorm is alleen nog maar bekend in vaste verbindingen. Soms schrijven we niet meer dan een 's-je: 's lands wijs 's lands eer, langs 's heren wegen. Je vraagt je af of een spelling als savonds, smaandags eigenlijk niet de voorkeur verdient boven 's avonds en 's maandags. De vorm zónder 's bestaat ook: maandags, zondags betekenen niet alleen wat op maandag, zondag gebeurt (‘een maandagse tegenzin, zondagse kleren’), maar ook op maandag, op zondag (‘zondags gingen we altijd naar de kerk’).
Der is typisch geschreven taal; het is géén germanisme, maar het is wel soms wat verouderd en stijf. Het kan nuttige diensten bewijzen als afwisseling. Een paar jaar geleden heeft de schrijver van de Troonrede de taalminnaars venast door in plaats van leden der Staten-Generaal te laten oplezen leden van de Staten-Generaal.