Onze Taal. Jaargang 41
(1972)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 10] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Denkend aan HollandIn het midden van de vorige maand hebt u één keer tijdens het avond-televisienieuws korte (te korte) beelden kunnen zien uit de Noordamerikaanse stad Holland die feest vierde wegens haar 125-jarig bestaan. Dit Holland is een vriendelijke, op het oog welvarende plaats van een dertigduizend inwoners in de zuidwesthoek van de staat Michigan, gelegen aan het schilderachtige meer Macatawa met zijn Hollandse duinen en aan het immense meer Michigan. Rondom Holland liggen plaatsjes als Zeeland, Graafschap, Zutphen, Borculo, Vriesland, Drenthe en een wonderlijk rustig, nauwelijks honderd inwoners tellend gehucht als Overisel: een witte houten kerk, een smederij, een garage, wat boerderijen verspreid over het licht golvende land, een dorp om er als bezoeker uit te rusten alle neuroses te verliezen niets te doen de krant te lezen in de zon te zitten 's avonds te dammen en vroeg naar bed te gaan. Maar Holland is Overisel niet. Holland is een drukke en voor de streek belangrijke stad: veel verkeer, veel winkels, veel mensen. Industrie, handel, administratie. Naar grove schatting een veertig vijfenveertig protestantse kerken (Baptist, Christian Reformed, Episcopal, Lutheran, Reformed) en één Rooms-Katholieke. Een uit 1851 stammende universitaire opleiding Hope College, waar de graad van bachelor of arts kan worden behaald. Een moderne campus waar je de Amerikaanse universiteitskinderen ziet werken, lopen, zingen, debatteren, musiceren, spelen. Het telefoonboek van Holland is een uit naamkundig oogpunt boeiend boek. De eerste in de rij is Jan Aalberts en de laatste Ron Zylstra; in Borculo zijn dat Aalderink en Zwyghuizen. In de telephone directory van Holland staan een veertienhonderd Van's: Van Andel, Van de Luyster, Van der Berg, Van der Zwaag; daartussen een negentig Van Dyke's. De Friezen mogen stoffen op alle -ga's en -ma's (dertig Diekema's!) en de Zeeuwen op de meer dan dertig Steketee's. De vierenveertig Scholten's zijn wat afkomst betreft gemakkelijk lokaliseerbaar en De Jong (74), Dekker (37) en De Vries (91) zijn ook voor ons gemeengoed tussen Roodeschool en Maastricht, maar de tweeëntwintig maal Elenbaas, waar komen zij vandaan? Michigan is een geliefde toeristenstaat: watersport (Water Wonderland, State of the Thousand Lakes), kamperen, jagen en in de winter skiën. Holland krijgt er zijn deel van, in de zomer de prachtige duinstranden langs het Michiganmeer, in de lente de duizenden duizenden tulpen in de groene plantsoenen van Holland. Dit jaar, 1972, was de week voor Pinksteren, 15-20 mei, de week die van allerwegen de toeristen trok. De tulpen bloeiden in de parken voor het stadhuis, in de tuinen van de Hoeksema's en de Meeuwsens. Er was een lange optocht (parade): de High School bands in blauw en rood met een grote witte H op borst en rug, de straatschrobbers (street scrubbers) in een soort nationaal costuum met grove gele klompen, de ‘klompen dancers’: in vaderlandse pakjes verklede meisjes die hun heerlijke benen hoger zwaaiden dan welke deernen uit Staphorst, Volendam of Markelo dat ook zouden kunnen, bij de wals uit een draaiorgel. Willard Wichers is de Nederlandse consul in Holland, een prachtige, onvergetelijke reus van een man. Iedereen in Holland kent hem. Ik heb een paar keer met hem, in de winter 1971 en in de lente 1972, in Hollands sjiekste restaurant gegeten: alle - stra's en - ga's en - ens klampen hem aan voor een praatje. Noch hij noch zij kennen enig Nederlands. Hij is directeur van het Netherlands Museum, gewijd aan de stichters van de kolonie, dat aan de Nederlandse ‘heritage’ blijft herinneren. Maar belangrijker nog: hij leidt het Netherlands Information | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Service in het stadhuis, waar alle mogelijke vragen uit heel het midden van de V.S. over ons land, onze taal, onze geschiedenis, onze gebruiken snel en vakkundig worden beantwoord. Hij werkt met een drietal voltijds aangestelde mensen die nog goed Nederlands kunnen verstaan en spreken. In zijn instituut zijn Nederlandse boeken, brochures, films, dia's enz. Met hem heb ik de Wooden Shoe Factory bezocht, de Tulip Farms, het Dutch Village, het Windmill Island waar een authentieke tweehonderd jaar oude molen staat, bij een tulpenveld, bij een opklapbruggetje. Vermoedelijk glimlacht de Nederlander wat uit de hoogte neerbuigend over deze en soortgelijke zaken in Michigan, maar zijn superioriteitsgevoel lijkt me volkomen misplaatst. Amerika is nu eenmaal voor tachtig vijfentachtig procent uit de Europese immigratie ‘gemaakt’. Het Nederlandse aandeel daaraan is maar heel klein: na de Stuyvesantperiode is vrijwel alleen nog maar Holland Michigan te noemen. Het past ons in het geheel niet, flauwe grappen te maken over de tulpen en de kwasi Volendammer pakken. Déze dingen zijn het die - hoe onbelangrijk ook als ze op zichzelf mogen schijnen - de aandacht van de Amerikaanse mensen kunnen trekken naar het wezenlijke. Ergens moet je beginnen, érgens moet er een herinnering blijven: de Nederlandse is toch al heel zwak, heel bescheiden, heel broos. - vroeg naar bed -
De geschiedenis van de Nederlandse landverhuizers in Amerika is in ons land - helaas - weinig bekend, er wordt ook in het onderwijs zo goed als geen aandacht aan geschonken. Waarom weet ik niet. Uit het oog uit het hart?
Godsdienstige en vaak daarmee gepaard gaande economische redenen zijn het geweest die de Nederlanders in het midden van de vorige eeuw naar Amerika gebracht hebben. In september 1846 vertrekt het zeilschip Southerner uit Rotterdam. Zesenzestig mannen, vrouwen, kinderen op elkaar gepakt tijdens een moeilijke reis van vijfenzeventig dagen: een vrouw en een kind sterven onderweg. Zeven personen sterk is het gezin van de leider, dominee Albert van Raalte. De pioniers trekken naar de zuidwesthoek van Michigan, op een ossekar komen ze er op 9 februari 1847 aan. Bomen vellen, stronken uitgraven en wegslepen, blokhutten bouwen: een werk waaraan deze Zeeuwse en Drentse boeren niet gewend waren en waarvoor ze eigenlijk niet eens gereedschap hadden. Er is een voedselprobleem, een verwarmingsprobleem, er is geen geld, er is geen dokter. Eind 1847 zijn er ongeveer zeventienhonderd Nederlandse immigranten in de onbegaanbare moerassige en bosrijke streek, verspreid over drie vlak bij elkaar liggende dorpjes. De eerste vochtig-hete zomer brengt malaria, dysenterie, pokken: ziekte en dood. Ze moeten wanhopig geweest zijn en alleen een sterke inspirerende persoonlijkheid als Van Raalte heeft de van een ellendige ondergang gespaarden in hun nieuwe land gehouden.
Henry Lucas heeft een unieke verzameling brieven uitgegeven met herinneringen uit die eeuw; je leest ze nu als een romanGa naar eind1). De landverhuizers komen na een onbeschrijflijk inspannende reis aan: het laatste stuk is de boottocht over het woelige en gevaarlijke Michiganmeer. De schipper zet ze met heel hun boel af op de kust. Er moet toch ergens een stad Holland zijn? Een stad met straten en huizen en bedden en licht en water. Waar is die stad? Zijn die paar houten schuren soms Holland? Een moeder begint te huilen: is dat daar het beloofde land? Haar kinderen moeten hun jassen maar aan laten, de koffers blijven ongeopend. En ze schrijft een halve eeuw later - haar moedertaal heeft ze al opgegeven-: ‘We had left our boxes and trunks all unopened, on the beach, ready to load them upon a ship. There they remained about three months in rain and sun. No ship appeared, and we were left to our fate.’
Het schip om weer naar huis terug te gaan komt niet. Ze aanvaarden hun lot. Wilskracht, geduld, berusting en onvoorstelbaar hard werken overwinnen tenslotte. De ‘kolonie’ begint schuchter te leven, zich uit te breiden en ook economisch gezond te worden. Het meer Macatawa heeft geen verbinding met het Michiganmeer; de centrale regering belooft te helpen maar doet helemaal niets. De ‘Hollanders’ pakken zelf houweel en schop en graven hun waterweg. Ze bouwen een brug over de moerassen. Ondertussen vergeten ze niet hevig te krakelen, als het moet, over bijbel dominee stadsbestuur en schoolmeester. Een zware klap komt in oktober 1871. Steden in Illinois en West Michigan staan in brand, de vonken komen over het meer gewaaid, een kerk in Holland vat vlam en binnen een paar uur heeft een vuurstorm de houten stad vrijwel geheel verwoest.
Maar de as en de verkoolde balken worden opgeruimd en nieuwe grotere huizen gebouwd. Minder dan een jaar na de vernietigende brand wordt het vijfentwintigjarig bestaan gevierd. Op 17 september 1872 is het feest, optocht met muziek langs de bestuurderen en de dominees. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Versierde boerenkarren. Een met elf mooie Amerikaanse Holland girls: de elf provincies van ver weg. Een andere met de overgebleven ‘settlers of the very first days’. Grootenhuis en zijn vrouw, Teun Keppel, Hofman, Oldemeyer en zijn vrouw, Jan Binnekant en zijn vrouw, de weduwe van Jan Laarman, Plaggermans, Lankheet, Willem Kremer, namen als uit een streekroman in de crisisjaren 1930-35. De kar wordt getrokken door twee koppels ossen, bestuurd door Gerrit Jan Haverkate en Hein van der Haar: zij waren de eerste twee boeren die geld genoeg hadden gehad om een os te kopen... De achterachterkleinkinderen wonen nu wat buiten de stad Holland in een ruime eigenlijk te ruime bungalow, gladgeschoren gras, denneboompjes, tulpen in mei, een basketballnet boven de garagedeur; de krakende ossekar is een geruisloze slee met alle elektronische foeven geworden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pure and correct DutchVan de boeren verstond in den aanvang natuurlijk niemand Engels. Men kan zich voorstellen hoe totaal verlaten degenen zich voelden die enige mijlen buiten de eerste nederzetting hun brood moesten verdienen. Er was maar één transportmogelijkheid: lopen. Wegen waren er nauwelijks. Te voet trokken de avonturiers over de voetpaden die de Indianen in de bossen hadden gekapt (de Indian trails). Jongens en meisjes uit de grote gezinnen gingen in andere plaatsen werken, als boerenknecht, als dienstbode. Een meisje dat op een volstrekt onloopbare afstand van haar ouderlijke blokhut verwijderd een ‘dienstje’ had bij een engelstalige familie, schrijft op hoge leeftijd haar herinneringen op in een wat stijvig maar toch ook mooi Nederlands: ‘Welk een vreugde en welk een genot als het ons trof dat wij eenen Hollandschen jongen ontmoetten, zoals soms gebeurde dat iemand dien weg langs kwam, of als wij Zondags eens met twee of meer bij elkander konden komen. Wij gevoelden ons dan allen als broeders en zusters.’
Het moet een merkwaardig taalsociologisch proces geweest zijn tijdens die eerste decenniën. De ouders gaan zich langzaam aan Engels gewennen; Engels wordt vernederlandst: klienen (to clean), klieren (to clear, d.i. het kappen van bomen en weghalen van stronken om een akker te krijgen), lijken (to like). Kinderen gaan naar Engelse schooltjes. De immigranten zagen onmiddellijk de noodzaak dat hun kinderen vloeiend Engels zouden leren. Nog in het eerste jaar, 1847, vragen zij een Amerikaanse onderwijzer om in een schuurtje bij een boerenhuis met een school te beginnen; twee jaar later komt de eerste Amerikaanse schooljuffrouw, Miss Elvira Langdon. Maar een openbare school in een negentiendeeeuwse Nederlandse sterk religieus gebonden gemeenschap kan moeilijk gedijen. De aanvankelijke geestdrift voor onderwijs wordt apathie. Pas in 1856 als de kerk haar eigen lagere school opent, heeft de school toekomst: in dat jaar worden tweehonderd kinderen in het Engels onderwezen. Het moet een heerlijke wirwarvan Zeeuwse, Hollandse en Drentse dialecten geweest zijn, vermengd met Engels en kwasi-Engels. In een relaas uit ongeveer 1915 vertelt een van de immigranten van het eerste uur dat zijn buren in Michigan uit verschillende Nederlandse provincies kwamen en daardoor allerlei dialecten spraken, o.a. vrij veel Zeeuws: ‘One Graafschap boy told me that I did not speak pure and correct Dutch because what he called a Boxse, I called a broek, both words meaning trousers’.
Pure and correct Dutch was nog tot ver in de twintigste eeuw te horen in de gereformeerde kerken van Michigan. Langzaam maar zeker slijt het echter ook in dat laatste onneembaar lijkende bastion af. Willard Wichers vertelde me dat een Nederlandse preek nu nog maar heel, heel zelden voorkomt. Pure and correct Dutch was tot het einde van de vorige eeuw nog te lezen in Nederlandse kranten, verschijnende niet alleen in Michigan: De Hollander, De Nederlander, De Amerikaansche Stoompost, De Grondwet, maar ook in Wisconsin en Iowa: De Nieuwsbode, De Ware Burger, Pellas Weekblad, De Standaard. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Breestraat in Nieuw AmsterdamDe achteruitgang en onverbiddelijke ondergang van ónze taal in de V.S. staat natuurlijk niet op zichzelf. Er is ook een geschiedenis van bijvoorbeeld het Duits, het Noors, het Zweeds, het Pools aldaar. Sommige ‘ethnic groups’ houden hun taalkundige zelfstandigheid wat langer dan andere, maar definitieve verdwijning lijkt op den duur toch onvermijdelijk. De enige troost die we mogen gevoelen bij de constatering dat onze taal niet tot de ‘taaiste’ talen gerekend kan worden, is dat zij er eerder was dan de andere en zelfs dan de machtigste, het Engels. - met th -
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1609 richtte de Compagnie Nieuw Nederland op aan de monding van de Hudson. Het verhaal over Peter Minuit (of Minnewit) die in 1626 Manhattan voor zestig gulden van de Indianen kocht, staat in alle Amerikaanse geschiedenisboeken. Maar de afloop kennen we: Pieter Stuyvesant moest op 6 september 1664 de capitulatie ondertekenen van de 2500 Nederlandse inwoners tellende kolonie: Nieuw Amsterdam wordt New York.Ga naar eind2) Een handjevol historische herinneringen is uit die Nieuw -Nederlandtijd nog over. Voornamelijk wat woorden. Namen als Staten Island (de beroemde schoolgrap van de zeventiende-eeuwse Hollander die in een bootje over de rivier gaat en verwonderd vraagt is-dat-een-eiland), Brooklyn, Flushing, Harlem, Dyckman House, Van Cortlandt Park, Voorlezers House (uit 1695, de oudste lagere school in de V.S.), de zuidpunt van Manhattan the Bowery (de ‘bouwerij’), Coney Island (konijnen-eiland), en zelfs Broadway, zegt men, de Breestraat waarlangs de Hollanders hun koeien naar de weilanden brachten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
YankeeDe voorraad Nederlandse woorden, in een of andere Engelse vorm achtergebleven na de Stuyvesant-tijd, kan uiteraard niet al te groot zijn. Mencken vermeldt in zijn beroemde boek The American Language:
Het is beslist geen indrukwekkende lijst, maar het zou taalhistorisch ook een mirakel moeten zijn als in die paar schemerige beginjaren van Amerika onze taal een beslissende rol zou hebben gespeeld voor de verder ontwikkeling. Daartegenover, d.w.z. tegenover de taalafgang, staan weer twee woorden die in alle hoeken van de wereld bekend zijn: Yankee en Okay. Toegegeven moet worden dat hun Nederlandse afkomst soms wordt bestreden, maar hun positie is veel veiliger dan die van Lourens Coster tegenover Gutenberg. Voor de oorsprong van Yankee bestaan een twintig verklaringen. Nederlandse mogelijkheden: jonkheer, Jantje, Janke, janken, Jan Kees, Jan Kaas. Amerikaanse woordenboeken geven meestal Jan als oorsprong aan. Over okay is evenmin zekerheid. Een redelijke verklaring is de theorie dat dit over de godganselijke wereld meest verbreide Amerikaans woord komt van de afkorting voor Old Kinderhook. De O.K. dub was de party club (1840) van de Democratic Party. Old Kinderhook was de populaire bijnaam van de Amerikaanse president Martin van Buren (1837-1841), geboren in het plaatsje Kinderhook in de staat New York. Kinderhook is een Nederlands overblijfsel. - tegenover stadhuis Holland -
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op zoek naar onze taalMevrouw Jo Daan en de heer Henk Heikens van het Amsterdamse Instituut voor Dialectologie zijn in 1966 drie maanden in de V.S. geweest om er de gesproken ‘overblijfselen’ van onze taal te bestuderen.Ga naar eind3) Ruim een maand zijn ze in Holland Michigan geweest. Zij hebben in die staat en in Massachussets, Iowa, Pennsylvania en Wisconsin bandopnamen gemaakt (totaal 75 uur) van eerste -, tweede -, derde- en zelfs vierde - generatie Amerikanen van Nederlandse afkomst. U hoort op die banden oude mensen die een oostnederlands dialect spreken, een dominee die een Nederlandse preek houdt, mensen die nog spreekwoorden en rijmpjes van hun overgrootvader hebben geleerd. De beide onderzoekers zouden eigenlijk uit hun materiaal een keuze moeten doen en er een langspeelplaat van moeten maken. Zelf heb ik ervaringen als van Jo Daan ook gehad, maar natuurlijk lang niet zoveel omdat ik niet systematisch op Nederlands heb ‘gejaagd’. Ik heb bijvoorbeeld Mrs. Esther McEwen, ongeveer eind vijftig, ontmoet, geboren in Zuid Chicago en wonend in oostelijk Michigan, die geen énkel woord Nederlands kon spreken noch verstaan maar die - accentloos! - kon opzeggen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat het vers betekent wist ze niet; ze had het van haar moeder geleerd, die géén Nederlands meer sprak. Deze had het op haar beurt van haar midden vorige eeuw in Amerika geboren moeder gehoord. Esther's overgrootvader, een Drent uit de buurt van Hardenberg, was naar de V.S. geëmigreerd.
In Salem, een dorpje dat een zestig mijl ten westen van Detroit ligt, heb ik kennis gemaakt met het gezin Ridderingh. De vader, een leraar klassieke talen, stamt rechtstreeks af van een van de allereersten uit 1847: het gezin - vier dochters - is volkomen tweetalig, Nederlands en Engels (de moeder is Nederlandse). Tegenover zulke voorbeelden staan natuurlijk duizenden andere die het nuchtere feit bewijzen, dat de oorspronkelijke taal binnen twee, drie generaties volkomen verloren is gegaan. Van de stuk of tien studenten met een Nederlandse naam die ik aan de University of Michigan in Ann Arbor heb leren kennen - er zijn er uiteraard méér! - was er maar één, Wil van Hemert, een tweeëntwintigjarige student Civil Engineering, die onze taal althans passief goed beheerste. Maar zijn ouders, uit Zaltbommel, waren ook pas in 1952 geëmigreerd. Hij sprak zelf met zijn ouders alleen Engels. Een andere, Guus de Vries, student biologie, had thuis nóóit enig Nederlands woord leren verstaan noch spreken, maar hij was uit eigen beweging Nederlands gaan leren om meer te weten te kunnen komen van het volk waar zijn vorige generaties vandaan kwamen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dezelfde gezichten?Ik heb in de luxueuze Macatawa Inn Holland, een restaurant pleisterplaats motel tussen de beide meren in, een bruiloftsfeest of een andersoortige feestelijke familiebijeenkomst gezien. Ik dacht gezichten en posturen waar te nemen als in Zuid-Holland en Zeeland (of sloeg mijn verbeelding op hol?), ik voelde de neiging tegen al die nederlandse namen die zo perfect amerikaans spraken, te zeggen: ‘Sloof je niet zo uit, spreek je moerstaal..’ Maar de moerstaal is er - op wat snippers en folklore na - dood of zo goed als dood. Dat kan men moeilijk een ramp noemen. Degenen die zich in een ander land totdereeuwigheid gevestigd hebben, moeten daar geen taalkundige enclave vormen. Wel leeft het Nederlands nog bij de immigranten van de twintigste eeuw, en natuurlijk, hoe later ze gekomen zijn, des te meer is de moerstaal nog aanwezig. Men vindt dezen bijvoorbeeld in grote steden van Michigan als Kalamazoo en Grand Rapids. Een van de warme bakkers in Hollands Main Street verkoopt saucijzebroodjes en krentebollen: hij bedient u in het Nederlands. Geen wonder, hij is een jaar of twintig geleden gekomen. Een frappant geval ken ik van Windsor, even over de Amerikaanse-Canadese grens: een echtpaar woont daar al zo'n twintig jaar en heeft nauwelijks Engels nodig. Ze hebben een winkel en een rijdende handel in geïmporteerde dingen die aan het vaderland herinneren: zoute drop, speculaas, sprits, Delfts blauw. De nederlandstalige klanten maken het Engels overbodig, maar de nieuwe generatie heeft heel duidelijk minder belangstelling en het echtpaar zal - nu op enige leeftijd gekomen - wat aan Engels moeten gaan doen.. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schilderachtige overblijfselenDe plantsoenenstad langs het meer Macatawa is overigens láng niet de enige plaats met de naam Holland in de V.S. Er is een dorp Holland in het zuiden van Kentucky, een Holland in de zuidhoek van Indiana, een Holland vlakbij Toledo in Ohio, een Holland in de Staat New York, een Holland niet ver van de monding van de James River in Virginia een naam waardoor het de bezoeker opeens duidelijk wordt dat het de Hollanders waren die daar de eerste ladingen slaven uit Afrika brachten. Het zijn maar kleine soms piepkleine plaatsjes van een paar honderd inwoners. Trokken de eerste inwoners een lootje uit een hoed? Athens, Paris, Troy..? North Carolina heeft een New Holland in een vlak landschap langs de Atlantische Oceaan: wilde ganzen en wilde zwanen komen er overwinteren, voor vissers en jagers is het een paradijs. New Holland is ook een dorp in Georgia, een dorp in Illinois, een dorp in Pennsylvania. Als je op de grens van Georgia en South Carolina de autoweg tussen Columbia en Augusta verlaat, rij je plotseling een dorpje met een duizend inwoners binnen: New Holland. In Colorado in de Rocky Mountainsligt het dorp Nederland. Er zijn drie plaatsen die Amsterdam heten, drie met de naam Harlem. In Iowa liggen Middelburg en Orange City. In de staat New York ligt ... Barneveld. Hier en daar zal nog een stukje Nederlands of Fries leven, een zin, een sterke uitdrukking, een bijbelse spreuk, een vloek, een scheldwoord, een liefkozing. Maar het zullen niet de jonge mensen zijn die de taal, zij het ook nog maar in wat schilderachtige relieken, kennen. Van de oude generatie hebben de beide | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Zeeland in Iowa -
Amsterdamse onderzoekers prachtige voorbeelden verzameld. Zij konden ermee informatie verkrijgen over stadia van Nederlandse dialecten en van Fries die in het moederland voorbij waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ouden en jongenDe jongen gaan nu eenmaal steeds minder piepen zoals de ouden zongen. Prof. Walter Lagerwey, hoogleraar Nederlands aan het Calvin College te Grand Rapids, heeft op het eerste colloquium van hoogleraren Nederlands aan buitenlandse universiteiten (september 1961) de eerste wereldoorlog als een scherpe scheidingslijn aangegeven. Na 1914 ging de belangstelling voor het Yankee-Dutch snel naar beneden. Zelfs de ongelukkige klankovereenkomst in de namen Dutch en Deutsch is daar mede schuld aan. Antipathie tegen Deutsch sloot - of de taalkenners zich daar tegen weerden of niet - de antipathie tegen Dutch in. Toen Amerika in 1917 de oorlog verklaarde aan 't Deutsch, voelden de jonge Dutch-Americans hun verre verwantschap met ons land eerder als een last dan als een zegen: ze werden welbewust met huid-en-haar Amerikaan. Nederlandse kranten verdwenen langzaam alle na 1920. Het Nederlands werd - op een paar uitzonderingen na - een taal zonder letters, een taal die alleen nog in de huiskamers van de ouden en zeer ouden leefde. Lagerwey zegt in 1961: ‘Even in the home, Dutch is now seldom heard, and to the youth of the present generation Dutch has become a foreign tongue. Despite the diminished role of the Dutch language in these communities, many Dutch cultural traditions persist and there is among leaders - also at Calvin College - a genuine desire to stimulate interest in Dutch origins and traditions and in Dutch cultural contributions. Continued offerings in the Dutch language and history at Calvin College, despite limited enrollment, attest to this concern.’Ga naar eind4)
Lagerwey bekleedt aan het Calvin College de Koningin Juliana leerstoel voor Nederlandse taal, in 1953 opgericht ter gelegenheid van het koninklijke bezoek aan Michigan. Zijn eerstejaars en tweedejaars-cursussen tellen jaarlijks een vijftig studenten, de helft van hen studeert theologie aan het Calvin Seminary.
Hope College in Holland heeft Nederlands op zijn programma gehad van 1866-1890, van 1903-1925 en van 1939-1947. Er is op die school nu zelfs geen geveinsde belangstelling meer voor onze taal. Spaans, Frans en Duits wordt er gegeven. Zou angst voor concurrentie meespelen? Kijken de niet in de stad Holland getogen taaldocenten op het Nederlands neer? Amerikaanse universiteiten hebben soms vreemdsoortige interne problemen... Toen Jo Daan en Henk Heikens in 1966 met hun interessante werk in Holland bezig waren en daarover in de plaatselijke pers uitgebreide informatie was gegeven, heeft niemand van Hope College Holland - schepping van Albert van Raalte, om maar eens pathetisch te doen - zich verwaardigd met hen beiden in contact te komen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Academische StudieEn hoe staat het met de universiteit? Het is ronduit teleurstellend dat de grootste en belangrijkste universiteit van Michigan, de U of M te Ann Arbor, waar ik gedurende het academisch jaar 1971-1972 aan het College of Engineering heb mogen werken, geen leerstoel Nederlands heeft. Juist deze staat, die historisch het meest met ons land is verbonden, zou het zich tot een ereplicht moeten rekenen het Nederlands als wetenschappelijk vak te laten beoefenen. In onze ogen althans is dat zo. Zoals wij aan ál onze universiteiten vak x of vak y of vak z laten beoefenen ook al biedt het geen enkel direct uitzicht op maatschappelijke functies en zijn er maar weinig studenten die het als hoofdvak studeren. Wij vinden het gewoon dat sommigen uit onze academische gemeenschap vrijgesteld zijn om dát vak te beoefenen en de kennis ervan door te geven aan studenten van nieuwe generaties, hoe gering in aantal ook. Niet zo in Michigan. Er moeten eerst genoeg studenten zijn, undergraduates en graduates, voordat de leerstoel mag komen; een vicieuze cirkel; het zou op prijs gesteld worden als het salaris van de ambtsbekleder - voorwaar tóch al niet aan de hoge kant - voor een zeker gedeelte vanuit Nederland betaald werd. (Men kan heus niet zeggen dat de Nederlandse regering zich helemaal niets aantrekt van het lot van het buitenlandse Nederlands. Aan salarishulp aan docenten Nederlands in het buitenland heeft ze in 1971 ruim drie ton uitgegeven. Voor twee Amerikaanse leerstoelen in Ned. taal, letterkunde en geschiedenis betaalt ze de helft van het salaris. In hetzelfde jaar werd een 50.000 gulden aan boeken besteed voor biliotheken die bij buitenlandse Nederlandse leerstoelen behoren). Sympathie allerwegen voor het Nederlands, ook aan de U of M, maar met vriendelijkheid alléén komt het Nederlands niet van de grond. Frans van Rosevelt, Nederlander van afkomst, is docent Duits aan het Germanic Department. Hij geeft naast zijn Duitse lessen een cursus Nederlands. Bovendien is hij de vraagbaak als het om Nederlands gaat aan de U of M. Vertaling van liedjes (wie gaat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Wisconsin -
mee over zee hou je roer recht) voor het Carillon in de Bell Tower, een Amerikaanse leerling van Leen't Hart van Delft speelt er. Frans helpt de studenten van het South East Asian Institute bij het lezen van artikelen over Indonesië. Hij instrueert studenten van het conservatorium hoe ze vijftiende-eeuws Nederlands moeten uitspreken. Tegen Kerstmis vorig jaar heb ik in Ann Arbor een pérfécte uitvoering gehoord van liederen van Jacob Obrecht door het Collegium Musicum, in accentloos Nederlands gezongen. Een verrassing waren ook de Nederlandse liederen van de zeventiende-eeuwers Padbrué en Van der Wielen. Wie Nederlands geeft in Michigan, kan niet volstaan met ik heb-jij hebt- hij heeft; hij moet de laagbijdegrondse oude jenever kunnen schenken aan de collega's die iets typically Dutch willen drinken, en de graduates in hoger sferen die via Opitz naar Vondel zijn gekomen, de weg kunnen wijzen in de literatuur. Maar meer dan één cursus Nederlands voor beginners is er aan de U of M niet. Geld voor een cursus gevorderden heeft het department Duitse taal (waaronder Nederlands nu eenmaal moet vallen...) niet over. Waarom weet niemand. Geen geld is altijd de beste verontschuldiging, je kunt je er niet tegen verweren. Ik heb een groot deel van de cursus Nederlands aan de University of Michigan kunnen bijwonen, eigenlijk heb ik gewoon meegedaan en ik moet eerlijk bekennen: het is een machtige gewaarwording te zien en te horen hoe twintig jonge Amerikanen bezig zijn om tezamen de beginselen van het Nederlands te leren. Een academisch jaar lang, vier middagen in de week één uur. Bruce, een student farmacie, Carolyn, zoölogie, Sara, graduate kunstgeschiedenis, Patricia, graduate Indonesisch, en de anderen hebben les 19 van Walter Lagerwey's boek Speak Dutch (Amsterdam 1968) bestudeerd en zijn bezig met een conversatie over een fietstocht naar Alkmaar: -Ja, ik was erg moe. -Ik heb me geen ogenblik verveeld. -We zijn laat in de middag uit Alkmaar vertrokken. -Dan heb je flink gefietst. Flink, flink? Wat kan flink allemaal betekenen? It is difficult to give an English equivalent. You could say: hard, vigorous, energetic. Or fine, robust, capable, firm. Neem nou: Ik ben flink verkouden, het is flink duur, een flinke jongen, je bent een flinke meid hoor, we dronken een flink glas, hij is nog best flink voor zijn leeftijd, we krijgen een flinke bui regen, ik zal hem eens een flinke brief schrijven, hou je nou maar niet zo flink....
Een ander goed en bekend boek is Introduction to Dutch van William Z. Shetter en zijn daarbij behorend leesboek Een goed begin. Het geeft lang niet zoveel praktische oefeningen als Lagerwey (dat overigens bedoeld is als aansluiting op een verzameling geluidsbanden) maar het heeft daartegenover het voordeel dat je het einde ervan kunt zien als je ermee begint (Shetter 195 blz., Lagerwey 626 blz.). Lagerwey geeft zeer veel idioom, Shetter formuleert exact grammaticaregels en geeft korte duidelijke oefeningen van het E naar het N en van het N naar het E. Een goede eerste inleiding voor de Amerikaanse student in de taal en geschiedenis van de Nederlanden is Shetter's boek The Pillars of Society, Six Centuries of Civilization in the Netherlands (The Hague 1971). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noch hoofdvak noch bijvakHet klinkt erg goed: in de V.S. wordt op ten minste twintig universiteiten en colleges Nederlands gedoceerd. Beroemde namen als Columbia University, Yale, University of Texas, University of Indiana maken indruk. Maar nergens, aldus Lagerwey in het boek De Nederlandistiek in het Buitenland (Den Haag 1967, blz. 142) kan men zich in de V.S. voor het doctoraal examen specialiseren in de Nederlandse taal, letteren of geschiedenis. Nederlands is overal ‘facultatief’: het is er noch hoofdvak, noch bijvak. In een wat bitter gestemd artikel in Uitleg (september 1971, blz. 8-12) gaat William Shetter in op de achter- - Rembrandt in Iowa -
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gronden van het Nederlandse taalbestaan in de V.S. Hij vermeldt dat onze taal omdat zij ‘om administratieve redenen in de schaduw van de Duitse taal- en letterkunde moet staan, alleen al daarom onontkoombaar als minderwaardig wordt beschouwd.’ Bij de graduate opleiding gaat het wat beter; daar zijn meer mogelijkheden. Promoties binnen de Duitse afdeling op een Nederlands onderwerp komen regelmatig voor. Shetter eindigt toch nog optimistisch over de buitenlandse waardering van de Nederlandse cultuur.
Misschien kan de belangstelling daarvoor ook door het Amerikaanse Holland worden gewekt. Dan is dit Holland ook in dat opzicht voor Nederland zinvol. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit HollandDenkend aan dit Holland zie ik niet de street scrubbers en de klompen dancers. Dat zijn maar bijkomstigheden. Trouwens, een paar ‘Hollanders’ hebben me eerlijk toevertrouwd dat de beste, als Dutch girls meest geslaagde dancers de knappe dochters zijn van de Spaanstalige Amerikanen uit de zuidelijke staten die om economische motieven in het noorden werken, of dochters van vluchtelingen uit Cuba die op een fabriek in Holland werken. Hoe zuidelijker het bloed, hoe groter het temperament. In dit Holland is geen grootsch verband en de lucht hangt er niet laag. Ik weet niet precies wat mij daar zo geboeid heeft. De geschiedenis van de armoedzaaiers die rijk geworden zijn? De godsdienstig gedrevenen? De merkwaardige lotgevallen van een kleine Europese taal die al meer dan tweehonderd jaar vóór de nieuwe komst van de Hollanders was uitgestorven? De ontmoeting met mensen die eigenlijk Nederlands hadden moeten spreken? Het zal de herinnering geweest zijn aan thuis. De herinnering aan de taal die nu eenmaal de onze is. Het is de moeite waard, die herinnering in stand te blijven houden.
J. Veering |
|