verbocraat (Nieuwe Linie 5-7) iemand die meer woorden heeft dan daden doet; stencilcultuur, prof. Daudt NRC 8-7: ‘Men zag de onbescheidenheid der onbekwamen die even hun kans kregen en de gênante stencilcultuur waarin alle kwaad op primitieve wijze uit de doeken werd gedaan’; eroscentrum, krantebericht van 7-7 citerend uit een rapport over buitenlandse werknemers in Zaandam: ‘Gelet op de moeilijkheden, die zich voor buitenlandse werknemers voordoen met betrekking tot het onderhouden van sexuele relaties, mede door de factoren die gezinsvereniging in de weg staan, zou het hypocriet zijn de eventuele stichting van een Eroscentrum of een voornemen daartoe zonder meer te beletten.’ Een klinische zin. □ In het tijdschrift Sociale Wetenschappen (zie hierover Vk 5-8) het aardige woord habitat, ‘de gehele ruimte die voor een individu, huishouden of collectiviteit betekenis bezit omdat deze met de eigenschappen van die ruimte regelmatig wordt geconfronteerd.’
Het kabinet van 1971 begon met het profijtbeginsel en eindigde met de nullijn. Het laatste woord, reeds lang bekend, is uitspraakkundig merkwaardig. De -11- klinkt als in maagdelijn, hermelijn en javelijn (geen lijnen), zelfde als in doellijn, krullijn, ziellijn, deellijn, keellijn, peillijn, treillijn, rillijn, kollijn, kraallijn, om van de meerdan-twee-lettergrepen als spiraallijn, middellijn, makreellijn, nagellijn, profiellijn, kronkellijn (er zijn er nog acht) maar niet te reppen. Zie ook O.T. 71 blz. 23 over ‘een verrassend boek, onontbeerlijk voor allen die de Nederlandse woordvorming bestuderen.’ □ Het Vaderland 21-7 noemt een Maminette te Rotterdam ‘de nieuwste -ettezaak.’ Die is helemaal niet zo nieuw want in Zwolle op de hoek van de Oude Vismarkt was allang een Maminette; honderd meter van die Zwolse winkel verwijderd staat een zaak genaamd Prénatal. □Vrijblijvend, vrijblijvendheid: woorden die veel meer kunnen zijn dan de oude handelswoorden. □ Bijvoorbeeld in een - vraaggesprek verwijt de ondervraagde een hogere beroepsschool vooral vrijblijvendheid: ‘Er wordt veel gepraat, maar niet gewerkt. Men laat na, duidelijke eisen aan elkaar te stellen.’ □ Elitair staat noch in Van Dale 1961, noch in Van Dale 1971, maar vervult desondanks een nuttige functie. □ Vandalia is een kleine stad in de Amerikaanse staat Ohio, ten noorden van Cincinnati. □ Amerikanen schrijven een datum als 7 februari 1972 als 2-7-72, Europeanen als 7-2-72. Misverstanden bij bossen. De International Organization for Standardization (150) heeft een aanbeveling gepubliceerd die een systeem van aflopende volgorde inhoudt: jaar-maand-dag, met streepjes of spatie, met weglating van de eerste twee cijfers bij het jaar indien geen verwarring mogelijk is, met weergeving van
maand en dag altijd door twee cijfers. Dus: 1972-02-07 of 72-02-07 of 1972 02 07 of 72 02 07. Wie wil, kan daar nog uren, minuten en seconden (dus ook aflopend! ) aan toevoegen, bijv. 72-02-07-18-14-01. Het Nederlands Normalisatie-instituut gebruikt reeds de aanbevolen datumaanduiding en menig ander bedrijf ook. □ Gesteld dat we in de laatste zin het werkwoord volgen met lijd. voorwerp hadden willen gebruiken dus ‘en menig ander bedrijf heeft het gevolgd’ (nl. het instituut); velen zouden hier haar geschreven hebben.
Een mooiestelling bij een Utrechts proefschrift (M. van Logten): In sommige delen van Nederland dient het gezegde ‘er is geen vuiltje aan de lucht’ met een korreltje zout te worden genomen. □ Een beste ingezonden brief in De Journalist 1-9-71 (oude oplopende volgorde) over deofris: de deo-dorant (‘ontstinkerd, als u dat wenst’) wordt niet langer in zijn oorsprong (de-odor) herkend. □ Nog iets over de beeldspraak. Ariadne 2-9-71 gaf de prijs van het jaar aan minister Geertsema die over de Rijnmond zei: ‘Wij gaan nu knopen doorhakken. Door laten sudderen kàn niet, ik wil zo spoedig mogelijk haring of kuit hebben.’ □ De Amerikanen, Engelsen, Russen en Duitsers hebben elk op hun Haagse ambassade twee borden: één in hun moerstaal (allicht) en één in het Nederlands (ook allicht). De nieuwe Franse Ambassade in Den Haag heeft maar één bord: Ambassade de France. Zo zie je maar dat Lodewijk van Deyssel gelijk had (Gedenkschriften I, blz. 219): ‘Ofschoon de kennis van oude talen op zich zelf geen waarde heeft, is het voor de gemeenzaming met het leven in het verleden goed de talen te kennen. Men maakt ze zich eigen om den geest te versieren en als stijldeelen in de conversatie, dit laatste wat het Grieksch en Latijn aangaat alleen voor de conversatie met geleerden, wat het Fransch aangaat voor de algemeene.’