Dan wel
‘Volgens de PSU is hier niet meer zozeer sprake van een stadsvernieuwing dan wel van een onderdrukking die tegen de laagste klassen is gericht.’ (het gaat over de hoge huurprijzen van nieuwe woningen in het centrum van Parijs.) Sommige lezers van het hier aangehaalde dagblad zullen op 1 april jl. gestruikeld zijn over dat ‘dan wel’. Is de schrijver van de zin ook gestruikeld?
Je eerste reactie, als verdediger van je eigen taal, - is dit grammaticaal correct? ‘als verdediger’ is toch geen bepaling bij ‘reactie’? - is dat je hier het zoveelste geval van hypercorrect dan inplaats van als aan de kaak mag gaan stellen.
(Een hypercorrecte vorm is een overnette angstvorm, zoals porsje voor portie; in Heerde belde op 1 januari een jongen met een klappertjespistool bij de gegoeden aan en zie, zich beroepende op plaatselijke folklore: ‘Mevrouw ik kom nieuwjaarschijten’.) Allen menen we te weten: na zo is alleen als op zijn plaats. Misschien heeft dat woordje ‘meer’, dat op een vergrotende trap lijkt, de auteur van de wijs gebracht? Wie weet. Maar, om eens ministerstaal te bezigen, er zijn andere punten die verdienen in onze overwegingen betrokken te worden.
Dan heeft vroeger ook betekend: ‘maar’. En dan wel in de geciteerde zin kan door maar vervangen worden. Zou dat vergeten dan dat ‘maar’ betekende, misschien in dan wel zijn bestaan nog rekken, zoals het denkbaar is dat het oeroude verzieren (= ‘verzinnen’) voortleeft in het na de oorlog in zwang geraakte versieren (= ‘verzinnen, slinks bemachtigen’)?
Of moeten we denken aan dan wel, dat dienen kan om een herhaling van of te vermijden: ‘Het is niet duidelijk of men met een stunt van een verzetsorganisatie te maken heeft, dan wel met de wraak van een ontslagen werknemer’? Daartoe zou men zich moeten voorstellen, dat de schrijver een zin van deze vorm voor de geest stond, dus b.v.: ‘Men twist erover of dit stadsvernieuwing is, dan wel onderdrukking’ enz. Dat model moet dan zijn invloed hebben laten gelden bij het neerschrijven van de zin in de stellige vorm van een bewering van de PSU.
Als deze veronderstellingen beide al te fantastisch zijn, is onze schrijver toch wel een hypercorrecterd. Maar hij heeft doorluchtige voorgangers. De grote redenaar Van der Palm verkondigde in een van zijn laatste geschriften, van 1821: ‘Doorgaans zijn de onheilen, die deze dwaasheid na zich sleept, in het gemeene leven niet zoo groot en beslissend, dan aan de Hoven.’ En het W.N.T. biedt nog meer troost. Het verklaart: ‘Niet ongewoon is het gebruik van dan wel na niet zoozeer.’
Helaas geeft het, ten bewijze van die niet-ongewoonheid, maar één voorbeeld, maar dat komt dan ook uit een boek van de dames Wolff en Deken.
Dan, niet alles wat ‘niet ongewoon’ is, verdient navolging.
Z.