schreven, dat de lezer niet zonder meer begrijpen kan wat er staat. Of dat met de commentaren beter gesteld is, mag U zelf beoordelen.) In het Kort begrip van het Nederlands Handels- en faillissementsrecht van Dorhout Mees, Haarlem 19715 lezen we over Beurzen en Markten (paginanummers heeft het boek niet): ‘Kenmerkend voor een beurs is dus, dat daar op geregelde tijden verschillende personen tezamen komen, om in de uitoefening van hun bedrijf met elkaar transacties van dezelfde aard af te sluiten, zodat uit die gezamenlijke transacties voor een bepaald artikel, de vracht naar een bepaalde plaats, de verzekering voor zendingen naar een bepaald land en dergelijke één prijs, koers of premie kan worden vastgesteld en openbaar gemaakt.’
Gelukkig volgen dan Voorbeelden, die het wat duidelijker maken. ‘Zulke beurzen zijn er vele: voor koopmansgoederen, zoals graan en hout; voor de wisselhandel, voor effekten; in Londen ook voor zeeverzekering. De te verhandelen zaken zijn niet ter plaatse aanwezig. De beurzen worden niet vanwege de overheid gehouden, doch onder haar toezicht door particuliere personen of verenigingen.’ Als dan al die juridische kennis wordt toegepast op een zéér bekende Nederlandse beurs, komt de auteur tot de volgende aardige conclusie: ‘De Utrechtse Jaarbeurs is blijkens het bovenstaande geen beurs in de zin der wet, doch een markt, en wel een die uitsluitend voor transacties tussen handelaren onderling bestemd is. Van de koopwaar zijn echter slechts monsters aanwezig, zodat hetgeen gekocht wordt achteraf en buiten de beurs om wordt geleverd evenals bij de beurs in de zin der wet.’ Het is dus toch nog niet zo gek dat het Vreeburg nooit Beursplein heeft geheten! De ene beurs is de andere niet, en dat verklaart misschien ook wel waarom in de krantenberichten gesproken wordt over de vrachtenmarkt (te Leiden), de ledermarkt, de kaasmarkt, de rubbermarkt, de graanmarkt. Niettemin zijn hier duidelijk beurzen bedoeld, zoals ze een enkele maal dan ook wel genoemd worden.
In zijn taalgebruik is de beurskoopman boeiender dan hij misschien zelf verwacht. Allereerst wijst daar al een opmerking op in een artikel over de Rotterdamse beurs (NRC 24 oktober 1970): ‘Voor buitenstaanders doet het enigszins komisch aan als ze twee makelaars over een hekje zien hangen die tegelijkertijd en luidkeels een getal schreeuwen, ten bewijze dat ze het - namens hun opdrachtgevers - eens zijn geworden over de prijs.’
Het tegelijkertijd en luidkeels schreeuwen van iets heeft altijd een rituele functie. Het gaat niet alleen meer om het getal of woord dat gebruikt wordt, maar er komt een symbolische waarde bij. Voor die Rotterdamse beurs is de graanhandel het belangrijkste. ‘De tijd dat de graanhandelaren naar de oude koren-, vlas- en lijnzaadbeurs kwamen met witte zakjes monsters van hun produkten is grotendeels voorbij, al vindt men in de hal nog wel tafels met erwtenmonsters. Doordat de (internationale) graanhandel met standaardcontracten is gaan werken behoeft niet meer op monster te worden gekocht. Als het geleverde produkt afwijkt van de algemeen aanvaarde standaard kan de benadeelde partij voor arbitrage een beroep doen op het Comité van graanhandelaren.’
Nu levert de graanmarkt prachtige berichten op voor de leek, die geïnteresseerd is in het gebruik van de Nederlandse taal.
Een kleine bloemlezing:
De prijzen van Laplata mais uit stomende boten liepen iets terug.
Laplata granifero uit stomende boten kon zich niet in prijs handhaven. Ook op de diverse afladingen liepen de prijzen iets terug.
Speciaal het aanbod in spoedige Noord Amerikaanse Mais is erg schaars. Houders van disponibele partijen verhoogden dan ook hun prijzen. Ook voor loko partijen Laplata Mais werden fancyprijzen betaald.
Stomende boten konden ook in prijs monteren. Een spoedige boot met Laplata Sorghum Granifero werd geheel door de consumptie opgenomen. Ook voor latere posities viel iets meer interesse te ontdekken.
In de C.I.F.-sector werd de mais midden in de week lager aangeboden, maar trok later weer wat aan.
Franse mais lag deze week onveranderd in de markt, alleen op november kwamen enige zaken tot stand.
In het hoofdartikel Noord Amerikaanse Mais is het grote aanbod uit stomende boten enigszins opgedroogd.
Een aangekomen boot met Laplata mais vond tegen oplopende prijzen zijn weg naar de consumptie.
Bij de rubbermarkt spreekt men weer een andere taal. Enkele voorbeelden:
Er kwam verspreide fabrieksvraag opzetten, die tot transacties in stomende sheets leidde. Het herstel bleef overigens nog aarzelend daar men zeer voorzichtig te werk ging gezien de onberekenbaarheid van de in Singapore manipulerende groepen.
Uit Maleisië werd gemeld dat dit jaar 20.000 ha met superieure bomen wordt herplant.
Van de olie- en vetmarkt:
Palmolie had een trage start en moeizaam kwam het hier en daar tot afdoeningen. Aan het slot verhoogde niettemin de Pool haar prijzen niet onbeduidend.
Voor zonnebloemolie bestond internationaal bezien veel belangstelling, doch de te rapporteren zaken waren lang niet in verhouding tot de koopinteresse voornamelijk door gebrek aan offertemateriaal.
Grondnotenolie was eveneens vast.
In de dierlijke sector houdt de vaste stemming voor de Noordamerikaanse talken onverminderd aan.
De ledermarkt meldt:
Daar halzen en liezen tegen vaste prijzen verhandeld werden is het niet zeker dat de prijzen van de gecrouponeerde huiden zullen dalen.
De handel in kreuklak, deels gefabriceerd van goedkopere dus mindere kwaliteits rundshuiden, is nog van betekenis.
Voor technisch leder is de markt levendig, vooral het buitenland koopt vlot.