Het koppelteken
Een van de minst toegepaste om niet te zeggen een van de meest verwaarloosde regels uit het Groene Boekje is zonder enige twijfel die van het gebruik van het koppelteken. We dienen in enigszins ongewone, geconstrueerd aandoende samenstellingen en andere formaties (!) het koppelteken te gebruiken. Derhalve onderscheiden we een tweede naamvalsvorm en een tweede-naamvalsvorm, een kleine boerenpartij en een kleine-boerenpartij. Een rode-kruisvereniging kan het helemaal niet eens zijn met de politieke aspiraties van een rode kruisvereniging. Een kleine-kinderboekenkast kan best een onafzienbaar wandmeubel zijn.
Meestal geeft in de gesproken taal het accent al een indicatie aangaande de betekenis. In de geschreven taal dient men in dergelijke gevallen het koppelteken te gebruiken. Weinig mensen zijn hier kennelijk van op de hoogte. Toegegeven, misverstanden zijn er niet gauw als men leest: a.s. moederkleding, Anne Frank Stichting, Thorbecke Scholen Gemeenschap, Zuid Veluwe Route, maar waarom niet consequent de regel toegepast? We streven immers naar uniformiteit in onze (geschreven) taal. Vraagtekens kunnen er dan nog altijd gezet worden bij constructies als: middelbare scholier en fata morgana's.
Ook de Nederlandse gemeenten laten zich in genen dele onbetuigd: behalve de verfoeide Dorpstraat vindt men een Keizer Karelplein, een Prins Bernhardstraat, en een Willem de Zwijgerlaan.
‘Laat alle hoop varen, gij die hier binnengaat’, schijnt Van het Reve eens geroepen te hebben, toen hij zijn oude school weer eens zag. Wie kan deze hartekreet niet onderschrijven bij het overlezen van bovenstaand voorschrift dat uit het Groene Boekje is gedistilleerd?
R.B.F.M. Chamalaun, Arnhem