Verkappende woorden
Momenteel is de discussie over het verschijnsel zelfmoord weer actueel. Men heeft daarin al meermalen bezwaren tegen de term als zodanig kunnen beluisteren omdat in die term een negatieve waardering voor de daad besloten ligt; voorgesteld wordt daarom voortaan het minder beladen woord zelfdoding te gebruiken. Dit is een voorbeeld van een verschijnsel, dat sociologen de laatste jaren meer en meer begint te interesseren, n.l. het feit dat zowel de spreektaal alsook tal van termen zoals die door de beoefenaars der sociale wetenschappen worden gehanteerd, vaak impliciet een oordeel bevat(ten) over hetgeen wordt aangeduid.
Het gaat mij hier dus niet om termen, die recht-toe, recht-aan en expliciet een positieve of negatieve waardering inhouden zoals goed, mooi, lekker, prettig, slecht, lelijk, vies, vervelend.
Evenmin gaat het mij om het feit, dat bepaalde termen soms (voor bepaalde mensen) een of andere bijklank kunnen hebben: iemand is dan b.v. erg ‘cultureel’, heeft ‘karakter’, is een ‘persoonlijkheid’, een ‘bureaucraat’ of een ‘kapitalist’. Soms hebben woorden niet zozeer een bepaalde bijklank alswel een geheel andere betekenis voor verschillende groeperingen: zo bleken een paar jaar geleden vele kinderen (wel 80%!) bij een onderzoek aan de term ‘held’ de betekenis van ‘lafaard’ te hechten. En een ‘stuk’ is voor een ambtenaar bepaald iets anders dan voor een straatjongen! Maar nogmaals: om dit soort gevallen gaat het hier niet. Ik vraag me nog even af of er ook niet een categorie ‘survivals’ moet worden onderscheiden, die in dit verband ook dienen te worden buitengesloten. Daarmee heb ik termen op het oog, die oorspronkelijk een waarderende betekenis hadden die - althans in die zin - verloren is gegaan: bij de uitroep ‘Wat zonde’ denkt noch bedoelt men nog zondig in theologische zin.
Waar het mij om gaat, zijn die termen die verkapt vanuit bepaalde gemeenschappelijke waarden en normen een waardering impliceren van datgene dat van die waarden en normen afwijkt en/of ermee in strijd is. Bij ‘zelfmoord’ zijn dat de waarden en normen die betrekking hebben op ‘eerbied voor het leven’. Sociologisch belangrijk is, dat het gedachteloos gebruik van zulke impliciete waardeoordelen onbewust bij kan dragen tot versterking en continuering van de waarden en normen die aan de termen ten grondslag liggen.
Hoewel de grenzen tussen de hierboven onderscheiden categorieën vaak moeilijk te trekken zijn, wil ik proberen een aantal voorbeelden te geven van zulke verkaptwaarderende termen. Wanneer ik daaraan zou toevoegen, dat het opsporen van zulke termen ertoe kan bijdragen dat wij onze taal in dat opzicht dan kunnen ‘zuiveren’ of ‘kuisen’, dan zou dat al direct weer zo'n term opleveren omdat daarmee impliciet wordt uitgesproken, dat men geen verhulde waarderingen mag geven...... Duidelijke voorbeelden van wat ik bedoel lijken mij de volgende:
- de in Nederland veel gebruikte en ingeburgerde term onkerkelijkheid. Daarbij wordt impliciet als norm genomen, dat kerkelijk het gewone en normale is en niet-kerkelijk dus het ongewone en abnormale. De antropoloog Kloos heeft tien jaar geleden al aangetoond, dat in sommige streken echter niet-kerkelijk ‘gewoon’ is en de term onkerkelijk daar dus zinloos is.
- uitdrukkingen als in blijde verwachting zijn en in gezegende omstandigheden verkeren stammen uit een visie op gezin en voortplanting waarin voor ongewenste zwangerschappen en overbevolking geen plaats is. In dezelfde sfeer horen ook gevallen vrouwen, het gedwongen huwelijk en de onwettige kinderen thuis;
- in aansluiting op het voorgaande: ook op sexueel terrein bestaan een aantal treffende voorbeelden. Wat vindt U van schaambeen, schaamhaar en schaamstreek? Of van zelfbevlekking?
- op een heel ander terrein komen we volkspartijen, volkskranten, volksconcerten en volksuniversiteiten tegen. Deze zijn alleen denkbaar in een democratische en egalitair georiënteerde samenleving waarin de elite (die er toch nog blijkt te zijn!) grootmoedig zijn cultuur met het volk deelt.
- sociologen hebben zich de laatste jaren o.a. ook beziggehouden met de vraag of ziekteverzuim geen afwezigheid wegens ziekte is (Philipsen) en ontvluchting geen ongeoorloofde afwezigheid is (Jessen) als U de fijne nuances voelt.
Tenslotte hebben onderwijspsychologen ons duidelijk gemaakt, dat ook achter termen als schoolrijp en schoolzwak een hele wereld schuilt, die de school als een absoluut en onaantastbaar gegeven opvat waaraan de kinderen maar hebben tegemoet te komen. Door echter in plaats van over ‘schoolzwakke’ kinderen te spreken zoals generaties van onderwijzers hebben gedaan, de term kindzwakke scholen te lanceren - scholen die te weinig rekening houden met en tegemoet komen aan, deels sociaal bepaalde, behoeften en vaardigheden van de leerlingen - stelden Van Calcar en Soutendijk niet het kind maar de school ter discussie. En dat is precies het punt waar het hier om ging: taalgebruik is enerzijds een uiting van sociaal-geconditioneerd denken over mens en samenleving, anderzijds kan de taal ons belemmeren ànders over mens en samenleving te gaan denken; soms kan het nuttig zijn zich van die beperkingen bewust te worden.
Dr. H. de Jager, Bussum