Joe, nonjoe! Fout - niet-fout?
Een artikeltje in ‘De Posthoorn’, een drukgelezen Haags weekblad, en het redactionele artikel van J. Veering: Welopgevoed (O.T. 40e jrg. Nr. 9/10) gaven mij aanleiding tot de opmerkingen die u hieronder vindt.
Onder het hoofd ‘Hoe zit dat eigenlijk...? Dat zit zó.’ (Subtitel Parlementaire ‘Redeconste’) brengt de redacteur van De Posthoorn een groot aantal citaten bijeen, verzameld door Bastiaanse ‘Gedenkboek ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan der Stenografische Inrichting’.
Met toestemming van de redactie van de Posthoorn laat ik er enkele volgen:
De kunstmest is de reddende engel waar de landbouw op drijft.
De vorige spreker heeft de spijker op de verkeerde kop getikt.
Bij een dergelijke aanbieding moet men met beide handen toehappen.
De zaak is het waard daarvoor een warm pleidooi te houden.
Men heeft de koe bij de verkeerde horens gepakt.
In die polder hebben de pachters veel last van monden klauwzeer.
De bomen langs de weg lijden aan vernielzucht.
Als Thorbecke nog leefde zou hij zich in zijn graf omdraaien.
Jarenlang zijn dit soort stijlfenomenen aan leerlingen van diverse pluimage voorgehouden als ‘taalgebruik “hoe het niet moet”’. Dit gebeurde onder de waarschuwende kreten van andere opvoeders die meenden dat het verkeerde voorbeeld funeste gevolgen zou hebben. Nu is het wel eigenaardig dat onze conferenciers heel dikwijls de taal hanteren op een wijze die de door mij aangehaalde voorbeelden zeer dicht nadert en dat dit taalgebruik in niet onbelangrijke mate tot hun succes bijdraagt. Ook de taal van reclame en publiciteit buigt spreekwoorden en gezegden om, of gebruikt ze op zeer bijzondere wijze. U behoeft maar een advertentiepagina van een dag- of weekblad op te slaan om voorbeelden te over aan te treffen.
Wij zoeken 12 vertegenwoordigers van wie er geen 13 in een dozijn gaan (E.W. 11-9-'71).
Eet zaterdags met de franse slag (stokbrood, kaas en wijn (Tel. 30-9-'71).
Kever, wat heb je grote wielen (Roodkapje) (N.R.C. 17-4-'70).
... maakt korte metten met de prijzen (Posth. 23-9-'71).
Japan, het land van de rijzende yen (N.R.C. 15-4-'71).
... (Fabr. autobanden) legt de prijzen aan banden (N.R.C. 17-4-'70).
Als uw lijf u lief is, gebruik dan ... (badschuim) (N.R.C. 15-4-'71).
Liever naakt dan namaak (N.R.C. 24-4-'70).
Muzikaal onder de pannen zijn met ... (E.W. 11-9-'71).
Een mode die alle talen spreekt (Posth. 23-9-'71).
Uw image valt door de mand (N.R.C. 14-4-'70).
Een wereld van wijnmomenten zal voor U opengaan (Tel. 30-9-'71).
Moeiteloos kan men de gegeven voorbeelden met vele andere uitbreiden. Is er bij de aangehaalde citaten uit de parlementaire sfeer dan misschien ook wat anders aan de hand dan: het is fout?
Spreekwoorden en uitdrukkingen staan in nog veel sterkere mate aan afslijting bloot dan andere taalmiddelen. De erin opgenomen begrippen zijn dikwijls niet meer van deze tijd, achterhaald als ze zijn door een onstuimige ontwikkeling van b.v. de techniek.
In andere gevallen is de figuurlijke betekenis zo overwegend, dat een botsing met een verwante drager van de letterlijke betekenis nauwelijks meer als een schok wordt ervaren.
Zo heeft: ‘zich in zijn graf omdraaien’ voor sommigen nog slechts weinig associaties met ‘dood’. Men moet er al bij nadenken.
Probeert u maar eens: de dode Potgieter zou zich in zijn graf omdraaien als ... Stoort het volmaakt overbodige ‘dode’ u erg?
Naar mijn mening speelt er bij het wijzigen of ombuigen van spreekwoorden en uitdrukkingen heel wat anders dan onbegrip. Dikwijls zijn het de nabloeiende restanten van een overleefd taalconformisme. De taal ontwikkelt zich echter niet meer langs ‘wegen der geleidelijkheid’. Taal en maatschappij zijn sedert eeuwen sterk verweven geweest, maar het deelhebben daaraan heeft zich met het belangrijker en veelvuldiger worden van onze communicatiemedia steeds sterker gemanifesteerd.
Als u daarvan een voorbeeld wilt, leest u dan eens nauwkeurig de mode-advertenties er op na. Niet alleen de mode is ‘revolutionair’, de taal is het niet minder. Zelfs geen ‘Aanvulling op Van Dale’ kan het bijhouden. Dat we daarbij met vele eendagsvliegen te maken zullen hebben, doet aan het verschijnsel op zichzelf geen afbreuk.
Het wijzigen van spreekwoorden en gezegden heeft m.i. een diepere oorzaak, namelijk deze: het opnieuw tot leven willen brengen van datgene wat al ‘schrijftaal’ aan het worden was, netjes aaneengerijd wachtend op toelating tot het taalmuseum, waar hun, ondergebracht in de ‘verzamelingen van spreekwoorden en gezegden’ een zachte, maar eeuwige dood wachtte. Van Lennep werkt in zijn Ferdinand Huyck eigenlijk ook al in deze revalorisatierichting in de zoals-toevoegingen die hij kapitein Pulver in de mond legt:
Ik hoop dat ik geen belet doe, zoals het mes tegen den oester zei. UEd. doet mij blozen, zoals de kreeft tegen de braadpan zei. Ik was blij dat ik er met fatsoen afkwam, zoals de edelman zei, toen hij tot den strop veroordeeld was en de gratie verkreeg van onthoofd te worden.
Is het misschien zo dat het afslijtings- en vernieuwingsproces, het voor lange tijd weggestopt worden en het verjongd weer mogen deelnemen aan het taalproces iets te maken heeft met joe en nonjoe?