Joe II
Naar aanleiding van uw artikel ‘Welopgevoed’ in OT van september/oktober 1971 zou ik graag aandacht vragen voor het volgende verschijnsel, nl. dat nonjoemensen zich niet bewust zijn van het andere taal- en woordgebruik van joe-mensen (wèl van hun uitspraak). Zelf spreek ik van huis uit, meen ik, joe; ik werk echter al meer dan 25 jaar met collega's die grotendeels nonjoe zijn. Aangezien ik mijn taal- en woordgebruik in mijn contact met hen niet verander, zou je zeggen dat ze - althans de ambitieuzen of ‘strebers’ onder hen - mij zouden gaan nadoen. Maar nee hoor. Zij blijven de aanspreekvorm ‘mevrouw Jansen’ gebruiken, terwijl het, zou je zeggen, hun langzamerhand toch opgevallen moet zijn dat ik altijd ‘dag mevrouw’ zeg, en ze weten ook wel dat ik uit een ander milieu kom. Ze blijven zeggen: ‘de koffie - is ze er al?’, terwijl ik zeg: ‘de koffie, issie er al?’, resp. ‘heb je ze gekend?’ en ‘heb je d'r gekend?’ (Wat dit laatste betreft: ik heb een 80-jarige oom, zéér joe, die ook ‘heb je ze gekend?’ zegt, waaruit blijkt dat er voortdurend verschuivingen in joe- en nonjoe-gebruik zich voltrekken.)
Maar goed, waar het mij hier om te doen is, is dat de nonjoe-mensen joe-woorden blijkbaar niet ‘horen’. Dat deed bij mij de vraag rijzen of ikzelf misschien ook doof ben voor het woord- en taalgebruik van mensen die nog joe'er zijn dan ik (de adel en daaraan nauw geparenteerde families bijv.). Sinds kort kan ik die vraag bevestigend beantwoorden. Onlangs kwam ik aan een diner bij een bijna adellijke vriend te zitten naast een goede vriendin (niet van adel of bijna-adel). Ik zei: ‘Wat gezellig dat we naast elkaar zitten.’ Zij fluisterde mij daarop in de oren: ‘Pst! Dat mag je hier niet zeggen. Ik zeg het ook altijd, maar het wordt in deze kringen blijkbaar burgerlijk gevonden.’ Ik: ‘Wat moet je dan wel zeggen?’ Zij: ‘Wat aardig!’ Enige tijd later ontmoette ik die zelfde bijna adellijke vriend en het gesprek kwam te vallen over een huwelijk van een gemeenschappelijke vriend waar hij bij was geweest. Ik vroeg: ‘Dat was zeker erg gezellig?’ Antwoord: ‘Ja, heel aardig.’
De ‘moraal’ van dit verhaal is niet alleen dat ‘gezellig’ in heel erge joe-kringen (die overigens vaak bijna plat praten) nonjoe is, maar ook dat mij dat nooit opgevallen was voordat ik erop attent was gemaakt. Ik zou wel eens willen weten of er nog meer woorden en uitdrukkingen zijn waarvoor ik ‘doof’ ben. Er is blijkbaar een doofheid naar boven, maar niet naar beneden toe.
H.