Adem
In het artikel ‘Ismen: ter bestrijding van misverstand’ (O.T. sept. '70) komt de volgende passage voor: ‘Ademnood is qua samenstelling even goed mogelijk als woningnood, tijdnood en ademgebrek. Maar naast benauwdheid is het overbodig, en dus een verwerpelijk germanisme.’
Mijn bezwaren gelden niet in de eerste plaats de m.i. weinig navolging verdienende werkwijze van prof. Zaalberg, om het woord ademnood eerst om gegronde redenen tot goed Nederlands te verklaren en het vervolgens op grond van zijn overbodigheid toch maar weer als germanisme te willen beschouwen. Dat leidt tot de onduidelijkheid die het gevolg is van èlke inconsequentie.
Veel ernstiger vind ik het, te menen dat een woord als verwerpelijk kan worden aangemerkt omdat het ‘overbodig’ (!) zou zijn. Alsof de rijkdom van een taal niet mede bepaald wordt door de omvang en gevarieerdheid van haar woordenschat! Bovendien is het dan nog zo, dat het woord ademnood bij lange na niet alle betekenissen van benauwdheid (denk alleen al aan de ‘benauwdheid des geestes’) kan dekken, zodat het alleen maar toe te juichen is, dat één speciale betekenis van het woord benauwdheid exact met ademnood kan worden weergegeven. Trouwens, op zulke gronden als prof. Zaalberg aanvoert, zou het ook door hem gebruikte woord ademgebrek, dat wèl in de praktijk nagenoeg synoniem is met ademnood, op heel wat overtuigender wijze de ‘overbodigheid’ van ademnood aantonen.
N.E. Buurman, Rotterdam.