Klankvorm en betekenis
Nu is deze conclusie voor ons, europeanen, niet bepaald schokkend origineel, maar toch is de zeer verstrekkende betekenis ervan nooit volledig ontvouwd. Want, als de klankvorm en de betekenis een eenheid vormen, dan is de kennis-bijdrage die het woord bangel en die alle woorden voor spreker en hoorder inhouden niet alleen: ‘borrel met suiker’, maar die ‘borrel met suiker’ héét ook bangel: u kent bangel omdat u weet, dat u daarmee over borrel met suiker spreekt.
We hebben duizenden jaren lang in onze westerse wijsbegeerte en wetenschappen over het hoofd gezien dat we in het gebruik van onze woorden niet alleen kennis van onze gedáchten met anderen delen, maar ook, en natuurnoodzakelijk zelfs, kommunikatie van onze klankvormen tot stand brengen. Ook de kennis van de klankvorm behoort tot de informatie die de taalgebruiker over de zaken bezit. We spreken over de zaken en over de verhoudingen tussen de zaken, en over onze woorden zelf, ook over de betrekkings-woorden in onze zinnen met de klankvormen waarvan we weten, dát we ze gebruiken en waarvan we ook weten, wát we er mee doén.
Uw gastheer zegt: ‘Jeetje, 'n koe in m'n tuin!’ U herkent de klankvorm /koe/, om twee redenen, 1e omdat u allerlei kennis over een koe hebt en 2e omdat tot die kennis hoort, dat je met de klankvorm /koe/ over een koe praat.
U weet b.v. dat een koe melk geeft, dat die melk uit de koe d'r uiers komt, dat de koe een staart heeft, dat een koe horens heeft, dat een koe loeit, dat een koe herkauwt, dat de koe een zoogdier is, en als u heel geleerd bent, weet u misschien dat de zoölogen zeggen, dat u de koe als rund alleen kunt klassificeren met behulp van haar tandformule, maar al die aspecten van uw koe-kennis zijn in deze situatie van die koe in onze tuin volmaakt irrelevant, doen niets ter zake. Als u eraan zou denken slaat dat in deze situatie nergens op: u kunt net zo goed aan de maan denken. In deze situatie ‘past’ uit uw hele koe-kennis b.v. alleen maar het feit dat een koe zwaar is, harde hoeven heeft en ook nog wel wat anders lust dan gras; zoiets staat in geen enkel woordenboek!
Ik neem aan, naar de schrik van uw gastheer te oordelen, dat hij aan zó iets denkt. En wat uw hoorders-betekenis aangaat: het kan best zijn dat u, zittend met uw rug naar het raam, alleen maar reageerde met de snelle gedachte: hoe komt dat beest daar! Maar dan blijft de vraag: wat dácht u dan toen u de klankvorm /koe/ herkende? Want wilt u er even om denken, dat u van /bangel/ niéts kon denken, omdat u er niets van wíst, en dat zou van de woordvorm /koe/ ook gelden als u er niets anders van wist, dan dat u de klankvorm /koe/ hoorde. Maar, en dat was het geval toen uw gastheer riep, uw gebruik van het woord koe berustte op de herkenning en plaatsing van de woord-vorm /koe/ als behorend binnen uw koe-kennis weliswaar zonder dat u aan welke biezonderheid ook uit die koekennis hoefde te denken. De taal is onvoorstelbaar efficient.
We bevinden ons dan op het laagste niveau van kommunikatie. Alles schemert: behalve uw zekerheid dat u het woord koe kent temidden van de rest van uw koekennis: m.a.w. u bent in uw denken op de goede plaats en u kunt u afvragen: hoe komt die koe daar?
Welnu het gebruik van uw woord koe wordt mogelijk gemaakt door het geheel van de facetten van uw koekennis, passend in de situatie. Zo'n geheel van kennis-facetten dat in eenheid met de woordvorm het gebruik van het woord mogelijk maakt, vormt de betekenis van het woord in dat bepaalde geval.
Laten we nu nog even 'n viertal uiterst eenvoudige gevallen bekijken en dan onze conclusie trekken.