Gerechtsauditeur?
Mr J.C. van Sandick schrijft, naar aanleiding van het voorstel om de trap ‘gerechtsauditeur’ in de ‘raio-opleiding’ in te voeren, o.a. het volgende in het Ned. Juristenblad 20 juni 1970:
En waarom het half-Franse woord gerechtsauditeur? Waarom dan niet het woord rechter-toehoorder, hulprechter of toegevoegd rechter (wel te onderscheiden van een ‘bijzittend’ rechter boven de sterkte, speciaal bij meerdaagse strafzittingen). Wij kennen wel van oudsher een auditeur-militair, maar die hoort niet alleen toe. Is het nu nog de tijd om zulke on-Nederlandse termen in te voeren? Gelukkig is in de loop der jaren in de rechtspraak veel abacadabra en juridisch jargon verdwenen en vervangen door goed-Nederlandse termen (Hugo de Groot deed dat al 350 jaar geleden in zijn Inleiding tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheit, men vergelijke ook het ontwerp van 1820). Men kan echter nog steeds lering trekken uit de voortreffelijke boekjes van de Nederlandsche Juristenvereniging van 1916 (uitgave Belinfante), deel I verslag van de commissie, deel II woordenlijst. Nog steeds leest men bijv. in vonnissen over ‘litigieuze’ dit en dat, over ‘insereren’, ‘in confesso’, ‘justificatoire’ bescheiden; strafzaken worden ‘ad informandum’ overgelegd. En dan het ‘seponeren’ en ‘sepot’, dat gewone mensen niet begrijpen (het is niet eens Frans), advocaten ‘persisteren’ (ad persistit!) alsof er geen werkwoord ‘handhaven’ of ‘volharden’ bestond. Het Departement roept ‘permanent’ gegadigden op die een opleidingsfunctie bij de rechterlijke macht ‘ambiëren’.