Haplologie
De taalkundigen zijn vertrouwd met het verschijnsel, dat men van twee gelijke lettergrepen die op mekaar zouden volgen, de ene weglaat - welke, is niet bekend! (Men zou dus konsekwent zijn als men ‘haplogie’ zei, maar dat doet men niet.)
Voorbeeld? Brengt u eens in de vragende vorm over: ‘Er zijn er nog vier.’ Resultaat: ‘Zijn er nog vier?’ Niet: ‘Zijn er er’ enz. Het kan u blijkbaar niets schelen dat de twee er's (lees: ‘durs’) een heel verschillende oorsprong hebben: het tweede betekent ‘ervan’, het eerste is een verzwakking van daar. Niet omgekeerd, geloof ik.
Heel gewoon is de haplologische weglating van het lidwoord een (lees zo ongeveer: ‘un’). ‘Hij is verloofd met een beetje verlegen meisje.’ Het lidwoord van beetje en dat van meisje zijn samengevallen.
Gedrukt voorbeeld, uit Vrije Geluiden van 11-18 juli 1970, dat weer Het Vaderland citeert: ‘De heer Zappa (......) gaf een uur durend concert’. De grammaticus tekent hier iets bij aan. Als ‘een uur’ niet het lidwoord, maar het telwoord bevat had, dus niet 'n, maar één, zou de haplologie niet mogelijk zijn geweest.
Na-, of liever kultuurlijk, herinnert ieder zich dat in Vondels Joseph in Dothan de kleine Benjamin ‘een jaerigh kint’ wordt genoemd, en dat dat ‘een kind van een jaar’ wil zeggen. Daar hebben we geen haplologie van een en de eerste lettergreep van eenjarig! Waren het lidwoord en het (als deel van een woord gebezigde) telwoord toen ook al ongelijkluidend? Dat is niet bekend. Kon er geen haplologie optreden in het geval van een afzonderlijk woord en een deel van een samenstelling? Het doet er allemaal niet toe. ‘Jarig’ was een heel gewoon woord, in de betekenis van ‘eenjarig’. Niet alleen in de 17de eeuw kwam het voor: het WNT geeft zelfs uit 1886 nog een aanhaling over de toenmalige ‘prijzen van goede jarige kalveren’.
C.A.Z.