Hij schrijft goed Nederlands.
Wat is ‘goed Nederlands’ in notulen? Dat is hetzelfde Nederlands als in álle zakelijke stukken moet worden geschreven: een Nederlands dat zakelijk en doelmatig is. Zakelijk omdat het om objectieve, controleerbare gegevens gaat (nl. datgene wat ter vergadering gezegd is); doelmatig omdat de leden snel moeten kunnen herkennen en onthouden wát zij hebben afgesproken.
De notulist schrijft korte zinnen; hij komt op een gemiddelde zinslengte van ten hoogste een 20-25 woorden; hij schrijft zinnen die niet moeilijker zijn dan het type bijzin-hoofdzin-bijzin.
Hij gebruikt de tegenwoordige tijd: de voorzitter opent, heet welkom, stelt voor; er wordt besloten; de vergadering neemt aan.
Hij is noch humoristisch noch verbitterd in zijn woordenkeuze: hij registreert.
Hij streeft niet naar een schone stijl; voor clichés is hij onbevreesd, want als hij kan, brengt hij toch wel wat - zij het niet opwindende - afwisseling: vooral - in het bijzonder - met name; iemand meent of is van mening; daarentegen - evenwel - echter; de heer A wijst op, vestigt de aandacht op, legt de nadruk op, brengt naar voren, doet uitkomen, de heer B merkt op, deelt mee, vermeldt, bericht, de heer C licht toe, geeft een toelichting, zet uiteen, geeft een uiteenzetting, vat samen, geeft een samenvatting.
Hij weet dat ééns ook zijn synoniemen óp zijn; daarbij heeft hij zich reeds lang neergelegd; notulen - zo denkt hij terecht - zijn niet geschikt om er allerlei stilistische experimenten mee te bedrijven.
Hij heeft eveneens lang geleden vastgesteld dat onpersoonlijke vormen in notulen zeer bruikbaar zijn: wordt besloten, wordt afgesproken, wordt voorgesteld, en dat een actief werkwoord daarom nog niet hoeft te misstaan: de vergadering besluit, spreekt af, stelt voor. Hij gebruikt omschrijvingen als in verband met, gezien het feit dat, omdat hij ze echt nodig heeft en niet omdat de notulen er anders zo mager uitzien.
Hij vijlt de scherpe, pijnlijke kanten af van de woorden die tijdens de vergadering gezegd zijn: de inhoud van het betoogde is immers het belangrijkste en niet de omstandigheid dat een spreker zijn geduld of humeur verloren heeft.
Hij vervalt nooit in een soort schriftelijke vertaling van het slappe vergaderjargon (ben je nergens, als ik hier op in mag haken, tis namelijk zo dat, dacht ik, dus) noch bezwijkt hij voor de verleiding, altijd onveranderd de grote vergaderwoorden (structureren, optimaal functioneren, onbehagen) over te nemen.
Voor zijn vak bestaat geen opleiding. Hij heeft alléén de weg van de schade en schande naar de wijsheid voor zich. Maar, die eenmaal afgelegd zijnde, heeft hij een heerlijke baan. Er moet overal waar gewerkt wordt, gepraat en vergaderd worden. Geen mens kan een schatting geven hoeveel vergaderingen per dag in een land als het onze gehouden worden: commissies, subcommissies, werkgroepen enz. Dat is een goed teken: mensen die samen-werken, moeten samen-praten, ‘van gedachten wisselen’. De notulist moet het vastleggen. Zo niet voor eeuwig, dan toch voor de volgende vergadering. In koel, zakelijk, bondig, duidelijk, aangenaam, leesbaar, foutloos Nederlands dat bovendien de waarheid en niets dan de waarheid aangaande de vorige vergadering weergeeft alsmede ieder die toen wat te zeggen had, aan zijn trekken laat komen.
Wees eens aardig voor de notulist.