Intensive care
en coronary care en recovery zijn ziekenhuiswoorden. Zou het niet een weinig gewoner gezegd kunnen worden? Niemand verlangt Nederlands voor hemodialyse of elektro-encefalografie, maar care is vertaalbaar en de mens wil soms wel weten waar hij aan toe is.
Verkoeveren en verkoeverkamer begint in sommige ziekenhuizen ingeburgerd te raken. □ Laat nou alstublieft één woordenliefhebber het goede oude woord kweekschool beschermen: het is nog over in Kweekschool voor vroedvrouwen. (Vroedvrouwen willen we evenmin kwijt.) Maak er geen Obstetrische Akademie van. □ Vraaggesprek in De Volkskrant 3-2 met een scheidende zeer hoog geplaatste: ‘u zegt zeer vaak kennen als u kunnen bedoelt en motten in plaats van moeten. Gebeurt dat expres?’ Antwoord: ‘Nee, dat is slordigheid. Dat heeft me aanhoudende aanmerkingen van mijn vrouw opgeleverd dat ik zulk enorm slecht Nederlands spreek.’ Nou, dat lijkt ons onaannemelijk Kenne en motte en veul en zullie en tegezwoordig en zo is een waarschijnlijk snel in betekenis en omvang afnemend folkloristisch taalgebruik voor mensen die onverdacht hoog staan. □ Zo optimaal mogelijk is onzin: optimaal is best. De fout maakt een ding duidelijk: optimaal is zijn betekenis aan het veranderen, het wordt gewoon ‘goed’. □ Afdeling lange woorden: monotypetoetsenbordbewerker en teletypegietmachinemonteur. Toch niet al te gauw erover vallen: het zijn samenstellingen van drie hoofddelen. Eigenlijk vaktaal, net als aardbeiknotshaarluis, lariksspinselbladwesp en kruisbessenerfvergelingsmozaiëkvirus. Zo'n woord komt in een klassifikatie: er komt telkens een kenmerk bij: een virus, symptoom erbij: mozaiëkvirus, nog een aanduiding omdat er meer mozaiëkvirussen zijn: vergeling, de nerf, tenslotte de naam van de plant en zo ontstaat de kruisbessenerfvergelingsmozaiëkvirus. □ Het Eindhovens Dagblad bracht begin januari de
pellebel als vertaling van stripteaseuze. □ Fors, een forse stijging, een forse daling, een forse verhoging, een forse verlaging: woordmaniakken moeten de karriejerre van fors eens in de gaten houden. □ ‘De Nederlanders drukken zich vlot uit: de man in de straat spreekt vlot over alle onderwerpen; de doorsnee-Nederlander kan via radio, tv of op openbare vergaderingen behoorlijk zijn gedachten formuleren; Nederlandse auteurs maken zelden fouten tegen het Nederlandse taaleigen; de Nederlanders ontlenen op zinnige wijze vreemde woorden...’ Lof uit Vlaanderen: Nederlandse televisie 2 woensdag 11 februari. □ Makkelijk is toch eigenlijk niet meer verwerpelijk. □ Zij moet een jas aan; hij wil een trui aan; vraag eens wat je aan mag. Hierin staan geen werkwoorden aanmoeten, aanwillen, aanmogen; er is sprake van een verbinding van aan met moeten enz. Aan is geen verkorting van aantrekken. Vergelijk: wat moet ik daarmee aan? Aankunnen is een samenstelling in hij kan heel wat aan (bijv. veel eten of drinken) of ik kan het niet meer aan (niet meer tegen opgewassen). Geen samenstelling in het licht kan aan, evenmin in hij kan zijn hemd niet aan. □ Makkelijk voor ons. Moeilijk voor de buitenlander. Bijvoorbeeld het verschil tussen: ‘dat hij het aan kan’ en ‘dat hij het aankan’.