Onze Taal. Jaargang 39
(1970)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||
[Nummer 2] | |||||||
LatenIn een van Neerlands volksliederen, bekend van bruiloften en partijen, gezongen bij ‘polonaises’ en hosserijen, komen de volgende regels voor:
en laten we vrolijk weze
en laten we vrolijk zijn.
Het eindigt met een opgewekt vermaan:
laat o-ons, laat o-ons vreugde maken, vreugde maken
De wilde groei van de taal (twee variaties van ‘laten’) heeft de dichter gelukkig de mogelijkheid geboden tot afwisseling en tot een zwaar accent op (laat) ons; zo'n klem op (laten) we zou onmuzikaal zijn. Vanwaar die variaties? Kunnen we niet met één volstaan? Is het één goed, het ander fout? Is er verschil in betekenis? Laten is een werkwoord dat flink belast is met allerlei functies. Een van de aardigste (moeilijk in vreemde talen te vertalen) functies van laten is die welke in de volgende zinnen telkens te zien valt: (Ik dacht dat ze doodziek was) en laat ze nou op reis zijn! Laat hij (= latie) nou nog kunnen biljarten ook! Laten ze nou die brief niet eens gekregen hebben! (We lopen twee uur in de hitte door de stad en) laten we nou voor een gesloten deur komen (en als we hem eindelijk gevonden hebben) laat hij ons nou niet eens willen ontvangen ook! Soms ook met de voorwerpsvorm ‘hem’ of ‘haar’:
Laat 'm nou al gegeten hebben!
Laat'r nou thuis zijn!
Op een uitdrukking als latie fijn zijn na, blijkt het woordje nou een min of meer onmisbare rol in de constructie te spelen.Ga naar eind1) In de dichtregels waarmee we begonnen zijn (laten we... laat ons), fungeert laten als ‘hulp’ bij de omschrijving van een aansporing. Klassiek-getinte, wat ouderwetse spraakkunsten spreken over een ‘adhortatief’. De eerste betekenis van laten is ‘toestaan, veroorloven, niet verhinderen’. De gebiedende wijs: laat hem dit werk afmaken, heeft als betekenis: ‘sta toe dat hij het werk afmaakt’. In de taalgeschiedenisGa naar eind2) kan zich de betekenis, de ‘inhoud’ van een woord, een woordgroep wijzigen. Het is niet zo verwonderlijk dat wendingen als ‘laat hem komen’ gebruikt gingen worden voor een inhoud als ‘moge er gelegenheid zijn te komen’. Een grammatikale verschuiving trad op toen het zinsdeel achter laat, dus bijv. mij, hem, haar, als onderwerp gevoeld werd en vervangen werd door ik, hij enz.Ga naar eind3) Zo ontstonden twee mogelijkheden: laat ons gaan (de oudste) en laten we gaan. De achttiende-eeuwse taalgeleerde Lambert ten Kate stelt in zijn spraakkunst (1723) voor een verschil in betekenis te aanvaarden. Laat mij schrijven zou alléén zijn ‘sta toe dat ik schrijf’ en niet de aansporing ‘ik moet maar eens gaan schrijven’. Er is niet veel taalinzicht voor nodig om te begrijpen dat dit verschil kunstmatig aandoet en niet levensvatbaar is. We moeten in het tegenwoordige Nederlands eenvoudig vaststellen dat er twee mogelijkheden zijn: laten we vrolijk wezen en laat ons vreugde maken. Voorzichtig kan men daarbij aantekenen dat ‘laten we’ in de normale beschaafde omgangstaal wat meer in gebruik is dan ‘laat ons’.Ga naar eind4) En voorzover we dat kunnen beoordelen, is juist die tweede vorm in het zuiden van ons taalgebied meer in zwang. Een aansporing kan op verschillende manieren in taalvormen onderdak vinden. Een oude mogelijkheid is de omgekeerde woordvolgorde:
Beginnen we met les vijf.
Bekijken we nu eens wat hij schrijft.
Veronderstellen we dat ik gelijk heb.
| |||||||
[pagina 6]
| |||||||
Gaan jullie eens recht zitten.
Zitten jullie eens recht.
Deze aansporingsvorm komt uitsluitend voor met het meervoudig voornaamwoord: wij, we, jullie. (Vormingen als ga jij zitten en gaat u zitten zijn gebiedende wijs met een ‘steun’.) De oorsprong van ‘beginnen we’ en ‘nemen we eens aan’ is de oude, zeer oude aanvoegende wijs (conjunctief). De vormen van deze wijs zijn grotendeels - door verandering, vereenvoudiging van het vervoegings-systeem - samengevallen met de aantonende wijs (indicatief). In het Nederlands van nu kennen we de conjunctief alleen nog in vaste uitdrukkingen als:
En in bijbeltaal als Uw rijk kome, Uw wil geschiede, voorschriften, raadgevingen enz. als men neme, men wende zich, alsmede in zeer formele, ouderwets aandoende uitdrukkingen gelijk het zij hier met nadruk betoogd, het bedrijfsleven trekke zijn conclusies. Pas op voor de dubbele aansporing: men diene te beseffen. Of men beseffe, of men dient te beseffen. Knoei niet met gelieve (u gelieve is een mooi, ludiek stukje taal, maar gebruik het wel goed); maak niet té veel variaties in het koste wat het kost(e). Hou het maar op het koste wat het wil, dan valt tenminste de tweede twijfel weg. Onze voorouders die precies wilden zijn in hun schriftelijk taalgebruik en geen bezwaar hadden zich te onderwerpen aan (niet op de taalwerkelijkheid gebaseerde) de regels, hadden het onvergelijkelijk veel moeilijker dan u, als het de aanvoegende wijs betrof. Ik hoop dat hij kome was iets anders dan ik hoop dat hij komt. Een paar voorbeelden uit de ruim honderd jaar oude spraakkunstGa naar eind5) van dr. W.G. Brill: Hij behoeft een vriend die hem de oogen opene. Gelukkig hadden de negentiende-eeuwers nog een uitweg, want ook deze spraakkunst moest erkennen, zij het in kleine lettertjes, dat ‘in de taal des gemeenzamen levens’ veelal een omschrijving werd gebruikt. De twintigste eeuw heeft de gemeenzaamheid aanvaard: laten we er gelukkig mee zijn. |
|