Onderrichtsministerie
Het zal wel niet de bedoeling van professor Brachin geweest zijn, met zijn stukje in het nummer van november/december onze nationale tradities te ontkrachten. Het lijkt hem vast niet aanlokkelijk dat we het bord met ‘werk in uitvoering’ voortaan zouden beschilderen met ‘bouwplaats’. Maar heel waarschijnlijk heeft hij gelijk als hij veronderstelt dat ministerie van buitenlandse zaken een produkt is van de ‘Franse tijd’, toen er ook een Departement der Monden van den IJsel was en, vlak daarvoor, een koning, die wel een civiele lijst verdiend of gebeurd zal hebben.
Gallicismen hebben in het Nederlands oude rechten. Van iemand houden dagtekent al uit de Middeleeuwen: het betekende oorspronkelijk ‘iemands leenman zijn’. Schoonmoeder komt al in de vijftiende eeuw voor, prijscourant in de betekenis ‘opgave van de lopende prijs’ in de zeventiende.
Ter vermijding van misverstand herinner ik eraan, wat men onder barbarismen (zoals gallicismen, germanismen, anglicismen) verstaat. Het zijn Nederlandse woordvormen en woordgroepen, die men gebruikt alsof ze het ekwivalent van Duitse enz., die erop lijken B.v. overzien in de betekenis ‘over het hoofd zien’ (übersehen), veruit inplaats van ‘verreweg’ (weitaus). Zo zijn anglicismen: niks om over na huis te schrijven, met de tong in zijn wang, recentelijk, (bij een ongeluk) gedood worden. Woorden als überhaupt, umlaut, molières, tennis, alibi, climax, zijn dus geen barbarismen. Althans in het algemeen. Als men alibi gebruikt in de betekenis ‘uitvlucht, voorwendsel’ in plaats van ‘bewijsbare afwezigheid op een bepaalde plaats en een bepaald tijdstip’, is het een gallicisme; climax in de betekenis ‘hoogtepunt’ in plaats van ‘opklimming, toeneming naar een hoogtepunt’ is een anglicisme. Een verborgen vreemd woord, geen anglicisme, is voetbal, voorzover het nog met een f gesproken wordt; vroeger werd er gevoetboold, daar is football duidelijker in te herkennen. Het helemaal op zijn Nederlands uitgesproken voetbal zou men een anglicisme kunnen noemen, maar het is gevormd in overeenstemming met onze taalregels, zoals blijkt uit handbal, korfbal, petjebal. De herkenbare vreemde woorden missen het verraderlijke van de barbarismen, die immers als Nederlandse woorden en uitdrukkingen vermomd gaan.
Maar die barbarismen kennen nu eenmaal rangen en standen. Germanismen worden anders beoordeeld dan gallicismen. In onze tijd wordt het Duits gevoeld als de grote bedreiger van de zuiverheid van het Nederlands. Het Genootschap ‘Onze Taal’ is in sommiger ogen opgericht tegen de germanismen - men leze de dissertatie van dr. Veering. Gallicismen vindt men onschuldiger. Puristen die het germanisme de sestiger jaren afkeuren, zullen het gallicisme de jaren sestig aanbevelen. Op een aangetekend stuk moet volgens internationale afspraak staan: ‘Recommandé’ of de vertaling daarvan. ‘Aantekenen’, dat logischer is omdat het op de envelop gezet wordt vóor de brief naar het postkantoor gaat, stuit ons tegen de goede smaak (om het eens met een in dubbele zin duidelijke contaminatie te zeggen) doordat het op ‘Einschreiben’ lijkt. (Toch zullen de taalverdedigers die verdraagzaam zijn tegenover gallicismen, het jammer vinden dat het vertrouwde ‘Frankering bij abonnement’ vervangen is door de letterlijke vertaling van port payé. Een taalpolitieke grondwet is nu eenmaal: Verander de taal niet onnodig.)
Zelfs goed Nederlands moet het soms afleggen tegen ander goed Nederlands doordat velen zo extra op hun hoede zijn tegen het Duits, dat door zijn gelijkenis met onze taal onmerkbaarder infiltreert dan Engels of Frans. Kantoormensen verbieden hun personeel nogal eens om de volgorde gevonden heeft te bezigen: het moet heeft gevonden zijn. Beide konstrukties zijn onberispelijk, maar de eerste komt nu eenmaal overeen met de Duitse, en dat de andere overeenkomt met de Engelse kan deze puristen niets schelen. Deze houding bewijst onbekendheid met onze taaltradities. Sympathieker zijn degenen die benadrukken afkeuren ofschoon het woord op zijn Nederlands gevormd is. Het is een nieuw Duits insluipsel, onbekend in het Woordenboek der Nederlandsche Taal, en naast beklemtonen totaal overbodig. Zie de grondwet, hierboven als gebiedende wijs geformuleerd.
We zullen dus het ministerie van onderwijs en wetenschappen maar handhaven en niet om een cultuur-, recreatie- en maatschappelijk-werkministerie vragen. La-