Voorbehoedsmiddelen
Wat hierboven staat is verkeerd. Als woordvorm tenminste. Waarom? Die s moet weg. De s in samengestelde zelfstandige naamwoorden is een reuzedartel geval: handelmaatschappij, handelsonderneming; huidaandoening, huidskleur; schaapherder, schaapskooi; belastingaanslag, belastingsproef. Maar juist in de eerste twee van deze voorbeelden hebben we bewijzen van de regel volgens welke (zegt u: waarvolgens?) ‘voorbehoedmiddelen’ zonder s moet.
Als namelijk het eerste ‘lid’ van een samengesteld zelfstandig naamwoord een werkwoordsstam is (en dat geldt ook voor ‘slagwerk’, denkt u maar aan de g in ‘sloeg’, en voor ‘standplaats’, denkt u maar aan de nd in ‘stond’) dan komt nergens een s. Zo sterk blijkt nog de nawerking van de periode van onze moedertaal, waarin het eerste lid van een samenstelling, als het een zelfstandig naamwoord was, in de tweede naamval stond.
Aan dit laatste zit een moeilijkheidje vast voor degenen die onze taal in de diepte bestuderen. Is het eerste stuk van ‘valhelm’ en ‘koopavond’ een werkwoordsstam of een zelfstandig naamwoord? Maar meestal is de zaak duidelijk. Schilderatelier: atelier om te schilderen. Schildersatelier: atelier van een schilder. Uitzonderingen zijn er wel: scheidsrechter, maar ze zijn te zeldzaam om het voorbeeld te worden voor nieuwe samenstellingen.
‘Voorbehoedmiddel’ levert geen grond voor twijfel op. Een zelfstandig naamwoord ‘voorbehoed’ bestaat niet, dus is het eerste lid een werkwoordsstam. Dus is in ‘voorbehoedmiddel’ geen s op zijn plaats. Dit aan het adres van al diegenen die die s wel zeggen of schrijven.
Z.