Nog iets over weggevertjes
In ‘Onze Taal’ van januari 1968 stond boven het eerste onderwerp: weggevertjes.
Bij het lezen van dit opschrift dacht ik meteen aan iets dat in het artikel niet wordt genoemd. Als jongen van 16 jaar kwam ik als kantoorbediende in de jaren 1936 en 1937 ook in aanraking met vakmensen in een zaak, die lood- en zinkwerken uitvoerde.
Het was een reeds lang gevestigde zaak met veel, ook in die tijd, welgestelde klanten. Eén van de oudere vakmensen, die zowel het loodgieters-, zinkwerkers-als het elektriciënsvak uitoefende en een nogal ‘bloemrijke’ taal bezigde, gebruikte genoemd woord nogal eens.
Tijdens of na afloop van de werkzaamheden werd hem soms door mijnheer of mevrouw een sigaar aangeboden, die dan met een tikje aan de hoed of pet werd aanvaard en hierin bewaard voor later verbruik. Ik zie nog zijn spottend en lichtelijk misprijzend gezicht als hij na diverse trekjes aan de sigaar (weer) moest constateren, dat het een weggevertje was.
Deze sigaren kwamen dan blijkbaar uit een speciaal kistje, waaruit mijnheer zelf niet rookte. Vandaar deze uitdrukking, die vrij algemeen door hem en anderen werd gebruikt.
Dit doet denken aan de uitdrukking, die tientallen jaren geleden wel gebezigd werd: ‘Thee als mevrouw de meid roept’. D.w.z. bij de laatste thee werd wat warm water gegoten, en dit slappe aftreksel was dan bestemd voor de meid. Deze uitdrukking wordt m.i. nog wel gebruikt als de thee, gedronken in de huiselijke kring uiteraard (daarbuiten zou het onbeleefd zijn om hierover een opmerking te maken) wat slap is uitgevallen.
L. Wiersma, Groningen