Item en folie
Onlangs hield een Nederlandse hoogleraar een lezing, niet voor zijn vakgenoten. Hij had bladen met de punten van zijn betoog laten uitdelen. In zijn mondelinge toelichting noemde hij die punten telkens ‘items’. De neerlandicus die zoiets hoort, denkt: ‘Wat aardig, dat zo'n moderne man dat zeventiende-eeuwse woord gebruikt; Constantijn Huygens laat het, als ik me wel herinner, rijmen op: niet hem.’ Maar eilaas, de hoogleraar noemde het uitgedeelde stel papieren een ‘set’, en een demonstratie een ‘display’. Och, dan weet je het wel; dan betekent ‘item’ niet de herrijzenis van een oud Nederlands woord, maar een knieval voor de Amerikaanse wetenschap. Een knieval - meer uit luiheid dan uit eerbied - terwijl men op Nederlandse benen (‘punt’, ‘hoofdpunt’, ‘stelling’) had kunnen blijven staan.
Moedertaal is nu eenmaal meer dan gebruiksvoorwerp. Vandaar het onlogische, dat hetzelfde woord dat als archaïsme - althans in passend zinsverband - geduld kan worden, in een andere omgeving een overbodig anglicisme is en dus met nadruk dient te worden afgewezen.
Met ‘folie’ is, zo niet helemaal hetzelfde, dan toch iets soortgelijks het geval. Ieder weet, dat voor of naast het bladtin van vroeger, het ‘zilverpapier’ van de chocoladerepen en de hopjes, nu het bladaluminium in de plaats en zelfs in huishoudelijk gebruik is gekomen. De handel noemt dit ‘aluminiumfolie’. Goed Nederlands zou zijn: ‘aluminiumfoelie’ (men denke aan de foelie die achter het glas van een spiegel zit). Nu bezigt de dichter P.C. Hooft ergens de woordvorm ‘foly’ voor foelie. Is dat dan geen adelsbrief voor ‘aluminiumfolie’? Welnee. Dat Hooft, met het Latijnse grondwoord ‘folium’ voor de geest, een enkele keer ‘foly’ heeft geschreven (geschreven, ja; maar gedrukt werd het ‘foely’), is toch geen grond om iets te veranderen aan het Nederlandse woord ‘foelie’! Het uit Duitsland geïmporteerde, overbodige wanwoord ‘folie’ blijve buiten de landsgrenzen. Folie is dwaasheid.
Z.