Wat nu de kwestie van het genus betreft: ik wil daarbij deze keer niet uitgaan van de verbinding waarin het tweede lid een de-woord is, maar in hoofdzaak van die waarin het tweede lid een onzijdig woord is en die dus zowel naar het ene standpunt als naar het mijne met het worden aangeduid: het ontwerp-artikel, het ontwerp-reglement. Naar mijn opvatting is dit een artikel of een reglement ‘in ontwerp’; artikel en reglement zijn de bepaalde woorden en ontwerp- is het bepalende. Zo is het trouwens in het algemeen met samenstellingen van twee zelfstandige naamwoorden zonder tussenletter: het eerste lid bepaalt het tweede nader: een een kastdeur is de bijzondere of bepaalde deur van een kast; een vrachtauto is de bijzondere soort van auto voor goederenvervoer. Daarnaast bestaat een jong type van samenstellingen waarin het omgekeerde het geval is, nl. in woorden als premiestijging, produktievergroting. Deze formaties zijn in strijd met het Nederlandse taaleigen, wat o.a. hieruit blijkt dat ze nooit in gesproken taal gebezigd worden: men zegt: stijging van de premie, vergroting van de produktie. Het zijn papieren vormen, waarvan tegenwoordig een ontzettend misbruik wordt gemaakt, dat leidt tot monstruositeiten als arbeidstijdverkorting, arbeidsongeschiktheidverzekering.
Een wel toelaatbare en zelfs zeer gangbare woordformatie waarin het tweede lid het eerste bepaalt betreft de verbinding van het type ‘motie-Keuchenius’, die met een koppelteken geschreven worden, en waarmee op een lijn staan de in het schriftbeeld niet verbonden woordgroepen van het type ‘kamer zestien’, figuur B’, ‘ontwerp A’, ‘plan C’ (weemoediger gedachtenis!). Een kenmerk van deze verbindingen is het zware accent op het tweede lid: in ‘kamer zestien’ krijgt zes-een zeer grote nadruk. Dit komt doordat het tweede lid hier een uitdrukkelijk onderscheidende functie heeft: door het toegevoegd telwoord wordt deze kamer van andere kamers afgescheiden. Zo ook in ‘motie-Keuchénius’: het is dié motie die afkomstig is van - en genoemd wordt naar het kamerlid Keuchenius. Duidelijk hiertegenover staan de verbindingen met ontwerp- (en hun model: die met concept-) die met het volgende woord door een koppelteken verbonden worden: men zegt ‘het ontwérp-artikel’, het concépt-reglement’. Het onderscheidende zit hier dan ook in het eerste lid: het is een artikel, een reglement, dat nog maar ontwerp, concept is. Het wordt niet als zodanig gesteld tegenover of onderscheiden van een ander artikel of een ander reglement; in het verband waarin deze woorden gebruikt worden is nooit sprake van een andere zaak van dezelfde soort. Als de minister de ontwerp-begroting indient, is er helemaal geen sprake van een andere begroting waarvan deze onderscheiden moet worden; het is de begroting, en die in ontwerp. Het is wel denkbaar dat er verschillende ontwerpen zijn. Stel dat er een nieuw artikel in een reglement moet worden opgenomen; dan kunnen daar verschilende ontwerpen voor worden gemaakt en dan kan men spreken van: ‘de twee
ontwerpen artikel zestien’, of ‘de ontwerpen a en b’, maar ontwerpen wordt dan niet verbonden met artikel als in ‘het ontwerp-artikel’; de binding in de accentuatie ligt tussen artikel en zestien: ‘de twéé ontwerpen artikel zéstien’. Daarentegen wanneer er twee nieuwe artikelen gemaakt moeten worden, waarvoor een ontwerp gemaakt is, dan spreekt men van ‘de twee ontwérp-artikelen’ (de twee nieuwe artikelen in ontwerp), en niet van ‘de twee ontwerpen-artikel’ (zoals het naar men denkt zou zijn); dit zou, zoals ik zoëven betoogde, alleen kunnen betekenen dat er van een bepaald artikel twee ontwerpen gemaakt waren.
Sommigen voerden destijds voor hun standpunt aan dat het niet alleen ging om ‘ontwerp-wet’, maar dat er ook nog een lange bepaling kon volgen die de inhoud van de wet aanduidt, laten wij zeggen de ‘Wet uitverkopen en oprichting winkelbedrijven’; het ontwerp daarvan zou dan ‘het ontwerp wet uitverkopen en oprichting winkelbedrijven’ moeten zijn omdat die lange bepaling de inhoud van het ontwerp aangeeft. Die bepaling hoort echter formeel niet bij ontwerp, maar bij wet; het is ook hier weer die wet met de lange naam in ontwerp. Maar er kan in zo'n geval een verschuiving in de voorstelling plaatsvinden waardoor men denkt aan: ‘het ontwerp (genaamd): wet uitverkopen enz.’, en dan staat de verbinding gelijk met ‘figuur B, kamer zestien’. Dat neemt evenwel niet weg dat het niet gaat om een ontwerp dat zo heet, maar om een wet met deze titel: het is het ontwerp van dié wet, niet ter onderscheiding van andere ontwerpen, maar de wet nog als concept, het wetsvoorstel.
Dit geval zal zich echter zelden voordoen. Bijna altijd geldt het een reglement, een artikel, een wet waarvan uit het verband blijkt waarop ze betrekking hebben, en spreekt men dus van het ontwerp-artikel, het ontwerp-reglement, de ontwerp-wet, zonder verdere toevoeging. Resumerende zijn er dus tussen de besproken woordverbindingen twee duidelijke verschillen: die van de accentuering, en die van de meervoudsvorming. Enerzijds heeft men: het ontwérp-artikel, d.w.z. het (bedoelde) artikel in ontwerp, tegenover: het ontwerp B, het ontwerp artikel zestien, d.w.z. het ontwerp van dit artikel, ter onderscheiding van de ontwerpen van andere artikelen. Anderzijds: de ontwérp-artikelen, d.w.z. de verschillende artikelen in ontwerp, tegenover: de ontwerpen artikel 1, dat zijn de verschillende ontwerpen die er van dat artikel gemaakt zijn.
dr. C. Kruyskamp.