Gaan en komen
Toen prof. W.F.J.M. Krul in 1964 - wegens het bereiken van de pensioenleeftijd - aftrad als hoogleraar in de Gezondheidstechniek in Delft, verscheen een Liber Amicorum, een bundel opstellen te zijner ere door zijn vrienden uit velerlei landen geschreven: Selected Topics in Sanitary Engineering (Delft 1964). De onderwerpen, in dit boek behandeld, zijn uiteraard bestemd voor vakgenoten: milieuhygiëne, verontreiniging van rivierwater, drinkwaterproblemen in ontwikkelingsgebieden enz. Het laatste hoofdstuk echter is interessant voor allen die prof. Krul kennen. Het gaat over zijn loopbaan en zijn persoon.
Nu wij op de onlangs gehouden ledenvergadering van Onze Taal afscheid hebben moeten nemen van hem als voorzitter van het genootschap, is het goed dat ten minste één alinea uit dit hoofdstuk ook bekend wordt buiten de kring van de technische specialisten. Zij vertelt over onze oud-voorzitter:
‘He is a remarkable man, blessed with a strong constitution, a quick brain, a phenomenal memory and an enviable ability to formulate his knowledge and thoughts into words. He is filled with enthusiasm and persuasive power and humour. A man enjoying life to the fullest.’
A man enjoying life to the fullest, beter karakteristiek is van Krul eigenlijk nauwelijks te geven. Niet alleen zijn wetenschappelijke bedrijvigheid, zijn veelsoortige ambtelijke werkzaamheden heeft hij met plezier verricht (en doet hij trouwens nog steeds), maar ook zijn werk voor Onze Taal. Wie gehoord heeft hoe hij met zwier èn met kennis van zaken de grote congressen van Onze Taal geleid heeft, moet dat weten. Het blijft de moeite waard, in oude jaargangen van O.T. de ‘openingswoorden van de voorzitter’ te herlezen die het begin aankondigden van de congressen van 1960, 1962, 1964 en 1966. Steeds weer sprak hij in een andere toonaard, steeds weer gaf hij een nieuwe visie.
Maar prof. Krul heeft véél meer gedaan voor het genootschap dan congressen openen. Alleen al een congres vergt van de voorzitter talloze uren voorbereiding, vergaderen, discussie; daarnaast heeft de voorzitter de taak richting te geven in het gehele beleid van het genootschap. Ook dat werk deed deze voorzitter met intens genoegen. Het merkwaardige van hem is dat hij ondanks zijn ‘wereldburgerschap’ - uit hoofde van zijn vak was hij werkelijk in de hele wereld ‘thuis’ - en ondanks zijn overtuiging dat wij moeten groeien naar één internationale hulptaal toch zoveel liefde heeft voor de taal van zijn, in wereldverband gezien, kleine land. Dat heeft hij laten zien o.a. in de C.T.T. die onder zijn voorzitterschap zulk voortreffelijk werk heeft verricht.
Na C.K. Elout, ir. J.T. Duyvis en prof. Krul, is de heer J.M. Redelé nu de voorzitter van Onze Taal. Iemand ‘succes’ wensen bij de aanvaarding van een nieuwe taak, is tamelijk conventioneel; ‘genoegen zoals zijn voorganger dat gehad heeft’ is beter. Zeven jaar lang reeds is de nieuwe voorzitter lid van het bestuur: hij weet wat er van hem verwacht wordt. Het genootschap kan blij zijn met de keuze en erop vertrouwen dat het in de nieuwe voorzitter een man heeft gekregen met grote bestuurskwaliteiten.
Onze Taal is in 1931 ontstaan, niet door het initiatief van taalkundigen, maar door dat van leken. Dat het een genootschap van leken wilde blijven, blijkt uit de functies van de bestuursleden. Het was de bedoeling, vooral die beroepen en gebieden van de samenleving in het bestuur te doen vertegenwoordigd zijn, die geacht konden worden van invloed te zijn op het open-