Raad van kronkel
De Auteurswet van 1912 staat toe dat men stukken aanhaalt ten behoeve van studie en onderwijs. Daaruit putten we de vrijheid om in het onderstaande een uitvoerig citaat op te nemen van Kronkel in het Parool 17-1-1966. Carmiggelt heeft het in een heerlijk stuk over de mogelijkheid dat je - tijdens de boekenweek - in gesprek raakt over een boek waarvan je nog nooit gehoord hebt. Voor dat doel heb je een tekst nodig om niet met de mond vol tanden te staan. Carmiggelt helpt ons er aan. Hij heeft de tekst zó samengesteld, ‘dat de inhoud dermate op niets slaat dat u er elk onbekend kunstwerk mee te lijf kunt mits u de volzinnen - de ander koel en met een zekere geringschatting aankijkend - rustig uitserveert.’ U moet dan het volgende uit het hoofd leren.
‘Tja in grote lijnen is het niet zo gek wat je zegt. Maar toch geloof ik dat een andere benadering ook mogelijk is. Kijk, voor mij is dit eigenlijk een onboek, een ding, een voorwerp, lekker om vast te pakken. Je hebt natuurlijk, net zo goed als ik, begrepen dat alles wat er “beim Wort genommen” in staat dubbele bodem is en ogenschijnlijk tweede rangs, maar dat vind ik er juist de boosaardige bekoring van, die toch nergens “sick” wordt. We hebben hier duidelijk te doen met een genadeloze rebellie tegen de overleefde ordening der slaafs op een rij gezette woorden. Goed, 't lijkt op een wat onsamenhangend verhaal over mensen, maar dat is een niet eens listige vermomming van een veel wezenlijker spel der vitale krachten, bereikt door een grandioze vervreemding die je het lachen doet vergaan, al provoceert de vorm soms een grijns. Maar wie dát meespeelt, is blind voor de onderstroom van zwarte wanhoop waarop de onbeduidende fabel drijft naar een vergezicht waarin de dode God een verblindend duidelijke gestalte aanneemt en het onbehagen wordt omgesmeed tot een dodelijk wapen dat al het gevestigde treft.’