Stegen
Op pagina 46 van uw blad ‘Onze Taal’ (36e jaargang Nr. 6) staat een stukje over ‘stegen’. Daarin wordt vermeld, dat de gemeenteraad van Delft ten bate van het voorstel om alle ‘stegen’ van de binnenstad te herdopen in ‘straten’ als argument heeft aangevoerd, dat iemand die in een steeg woont te min zal worden bevonden. ‘Het voorstel is terecht aangenomen’, luidt de laatste zin van het stukje.
Is het werkelijk zo terecht, dat oude en misschien historische namen worden veranderd ten behoeve van dergelijke onzinnige argumenten? Gevallen dat een jongen een meisje te min vindt, omdat ze in een steeg woont, spelen zich heus meer af dan wij vermoeden, beweert de schrijver. Op welke gronden beweert hij dat? Heeft hij daar een onderzoek naar ingesteld?
Ik ben geen Delftenaar, maar Rotterdammer. Toch zou ik liever een meisje ontmoeten dat in de Soetensteeg woont, dan een meisje dat in de Rubroekstraat woont (al kan dat laatste in mijn ogen een schat van een kind zijn). Ik bedoel maar: als je weet wat de Soetensteeg is, en als je weet wat de Rubroekstraat is, dan is het van geen belang of de betreffende woonbuurt nu straat of steeg heet. Ik woon zelf in een laan, in een mooie buitenwijk. Maar weet u waar ik liever zou wonen? In De Steeg!
Ch. Scheffer, Rotterdam.