Twee maal meneer de minister
(mr. S.v.S.) Dit is geen koude kak (Vondelingse uitdrukking) of slecht nederlands (zoals volgens Onze Taal van maart).
In de rechtszaal zegt men (b.v. een advocaat): meneer de kantonrechter, meneer de president, meneer de rechter-commissaris, (terwijl de wettelijk vastgestelde titel van een rechter is: edelachtbare heer (kantonrechter en rechtbank) edelgrootachtbare heer (Hof), edelhoogachtbare heer (Hoge Raad).
Het ‘excellentie’ wordt voorzover ik weet in geen enkel land voor ministers gebezigd.
(B.B.) In Onze Taal van maart 1967 las ik het artikeltje: ‘Mijnheer de Minister?’
Het is niet mijn bedoeling, mijnheer de redakteur, u in de waan te brengen dat we op een vergadering of in een zitting zijn, waar u door mij wordt aangesproken, maar wel, u te zeggen, dat uw taalkundige beschouwingen niet zo subjectief moeten zijn, dat we bij lezing van b.v. bovengenoemd artikeltje sterker aan ‘iemand’, in dit geval duidelijk aan de heer Vondeling, moeten denken dan aan de taalkundige kwestie zelf.
Moet ik de schrijver ‘kale kak’ toeschrijven, als hij zijn keuze laat vallen op ‘Excellentie’, omdat hij niet van nivellering houdt? In de zinsnede ‘en dus niet alleen slecht Nederlands, maar ook koude kak’ zit een climax waaruit duidelijk een spottend verwijt klinkt. Hij kan gerust zijn: ‘Zijne Exellentie’ is terug!