Onze Taal. Jaargang 36
(1967)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
[Nummer 7-8] | |
Amerikaans klachtenboekDe spellingstrijd is in ons land nog lang niet uitgewoed. De N.R.C. bijvoorbeeld heeft onlangs zes deskundigen uitvoerig aan het woord gelaten: drie vóór, drie tegen. De redactie heeft er wijselijk bij aangetekend dat eventuele ingezonden stukken kort en bondig moeten zijn. Dát er veel stukken zullen komen, lijdt niet de minste twijfel: het wel en wee van onze taal houdt het publiek bezig en dat is een gelukkig teken. Onverschilligheid is de dood voor elke taalcultuur: de keuze van een goed doordacht spelsysteem is een buitengewoon voornaam onderdeel van de taalcultuur. Dat er in tenminste één ingezonden stuk geklaagd zal worden over het taalgebruik in ons land en dat dit taalgebruik als uitzonderlijk slecht beschreven zal worden in vergelijking met dat in bijvoorbeeld de ons omringende landen, behoeft niemand te verwonderen. Bereisde Roelen zullen u hetzelfde kunnen vertellen: in Frankrijk, Duitsland en Engeland is - wat dat betreft - alles beter. Het wordt zo langzamerhand een legende: Nederlanders kunnen niet goed schrijven en niet goed spreken. Zo deelt het Brusselse blad De Standaard (11 nov. 1965) mede dat de Nederlander ‘een potsierlijke toneelspeler wordt zodra hij zich in het openbaar moet uitdrukken.’ Bij het lezen van deze en soortgelijke zinnen zou men zich op den duur met enige wrevel kunnen gaan afvragen of de toestand over de grenzen werkelijk zoveel beter is en, zo ja, of nu juist een Brussels blad het meest aangewezen is daarvan ons enig verwijt te maken. Degenen die de weg weten in de internationale vaklitteratuur betreffende taalbeheersing en de desbetreffende tijdschriften van over-de-grenzen bijhouden, weten wel beter. Er kan geen nieuwe druk van de Duitse Van Dale, Duden, uitkomen of in de Duitstalige gebieden breekt de storm van kritiek over eigen taalgebruik los. Er behoeft in Frankrijk maar een woordenboek te verschijnen over modern Frans of de ‘puristes’ en de ‘laxistes’ vliegen elkaar in de haren. Voor Engeland geldt - onder andere omstandigheden - hetzelfde. Het is in het geheel geen zeldzaamheid dat het grote publiek denkt dat het Frans, het Engels enz. als taal nu eenmaal beter is dan het Nederlands: het is schoner, rijker, precieser enz. Al die mensen van het onjuiste en eenzijdige van hun mening te overtuigen, is volstrekt onbegonnen werk. Zij zouden beschouwingen moeten lezen over het taalgebruik in de betrokken landen, door sprekers van die talen geschreven. Hun waan dat het met de verzorging van het Nederlands zo oneindig veel slechter gesteld is dan met de verzorging van de taal in andere landen, zou verdwijnen, zelfs wat het Frans betreft. Deze maand vragen wij uw aandacht voor het Engels in de Verenigde Staten, in de verwachting dat een beschouwing over ‘hun taal’ iets te betekenen heeft voor Onze Taal. Wij kiezen daartoe een boek van een Amerikaan, Lincoln Barnett (een niet-taalkundige, iemand die niet ‘bedorven’ is door allerlei taalkundige theorieën): The Treasure of our Tongue (1966). ‘What has plunged the American language into a state of chaos?’ vraagt hij zich oprecht verontwaardigd af. Zijn boek is voor ons in zoverre praktisch dat het enigzins samenvat wat wij uit andere kritische Amerikaanse publikaties over het taalgebruik kennen. Voor de vluchtige lezer-met-vakantie: de volgende 150 regels hebben slechts betrekking op het Amerikaanse Engels! | |
Liever spreken dan schrijven.De mens heeft het - wat zijn taalgebruik betreft - | |
[pagina 50]
| |
in de laatste tien, twintig jaar te gemakkelijk: hij hoeft niet meer veel te schrijven, hij kan volstaan met spreken. Telefoon, radio, bandopnemer, dicteerapparaat staan tot zijn beschikking: hij kan er op los praten. Schrijven is een zware geestelijke inspanning, waarvoor hij terugschrikt en waarvoor hij trouwens geen tijd heeft. Schrijven wordt meer en meer het helaas nu eenmaal noodzakelijke koeliewerk van de specialisten. De elektronische communicatiemiddelen verwoesten langzaam maar zeker het vermogen van de mens om zijn gedachten helder en zakelijk voor een lezer op papier te zetten. Wie heeft nog zin om na een moeizame bespreking, een ingewikkelde discussie op te schrijven wat er aan de hand is geweest? ‘Nobody but a fool ever wrote except for money,’ een woord van dr. Johnson, meer dan ooit juist nu van toepassing. | |
Afkeer van moeilijke lectuur.Lezen en schrijven zijn elkaars complement: wie nooit iets behoorlijks leest, zal nooit iets behoorlijks schrijven. Welnu, het peil van de lectuur is al sinds jaren schrikbarend aan het zakken. Het aantal ‘comic books’ dat per jaar in de Verenigde Staten verschijnt, is even groot als het totale aantal andere boeken, in datzelfde land per jaar uitgegeven. In zijn extreme soort biedt het comic book de lezer geen moeilijker taal dan kreten als Wham! Bong! Blae! Whee! Maar dat is nog niet het ergste; immers, ongeletterden zullen er altijd blijven. Erger is dat ook de intellectuelen ertegen opzien een buiten hun vakgebied liggend boek ter hand te nemen, dat enige geestelijke inspanning vergt: zij zitten 's avonds, na een zware dagtaak, liever voor hun televisietoestel. Trouwens, op school wordt het lezen van litteraire teksten verwaarloosd: de taalkunstwerken uit vroegere perioden zijn, als ze de leerlingen op school bereiken, door experts zorgvuldig gezuiverd van ongebruikelijke woorden en herschreven tot gemakkelijk leesbaar massavoer. | |
De invloed van de reclame.De reclame schijnt een voor Europese begrippen onvoorstelbaar sterke greep op het openbare leven in Amerika te hebben. De massa moet bewerkt worden, overal: in de pers, langs de straat en de grote weg, in de huiskamer via radio en televisie. De reclameschrijvers bekommeren zich nooit om zuiver woordgebruik en correcte grammatica. Juist de afwijkingen en de vulgarismen vallen op: gewoon Engels leest geen mens, daarom hoe meer verminkte taal, des te beter. De tekstschrijvers produceren niet slordig, in dien zin dat ze bij enig nadenken betere teksten hadden kunnen maken; integendeel, ze weten heel goed wat ze doen. Gesteund door psychologische ‘motivational research’. zijn ze er bewust op uit het Engels te verdraaien en te verknoeien om de aandacht van de lezer en hoorder te vangen. | |
Verbicide.Genocide is het eufemisme voor systematische uitroeiing van een volk of bevolkingsgroep; verbicide is de weloverwogen aanval op eigen taal. ‘De bureaucraten voeren een soort langzame vergiftigingsoorlog tegen het hele taallichaam door het vol te stoppen met onverteerbaar vettig, veellettergrepig woordenspul’.Ga naar eind2) Hun denkprodukt bestaat uit Officialese. Van een simpel zinnetje als ‘mensen die in glazen huizen wonen, moeten geen stenen gooien’, tien doodgewone woorden, maken zij een zin van op zijn minst zeventig woorden, doorspekt met vreemde termen. Zij zijn de uitvinders van de afkortingswoede: FCC, NLRB, WPA en BMEWS (Ballistic missile early warning system). | |
De taal van de wetenschap.Het lijkt of de beoefenaars van de wetenschappen er juist op uit zijn onduidelijk te zijn: ze zullen aan een zin net zolang slijpen tot niemand hem meer begrijpt, ze vluchten in hun jargon. De juristen zouden Hamlets woorden ‘to be or not to be, that is the question’ het liefst gedrukt zien als (de vondst is van Quiller-Couch) ‘to be, or the contrary; whether the former or the latter be preferable would seem to admit of some difference of opinion’Ga naar eind3). Psychiaters maken van ‘zij werden verliefd en trouwden’: ‘their libidinal impulses being reciprocal, they activated their individual erotic drives and integrated them within the same frame of reference’. Sociologen werken met een onbegrijpelijk ingewikkeld apparaat van barokke termen voor broodnuchtere menselijke dingen. Het is het Academese. Dat ooit iemand een ander in de wetenschap kan verstaan, berust op een wonder. | |
De recensenten.Lees de kranten en tijdschriften en probeer te weten te komen of een film ‘aardig’ is, een boek ‘de moeite waard’ of een schilderij ‘mooi’. Het zal niet gelukken: rookgordijnen van fraaie, buitenissige woorden omhullen de mening van de criticus. De recensent is niet per ongeluk duister; nee, hij wil dat zijn want hij moet verbergen dat hij eigenlijk niets zegt. | |
De dichtkunst.De dichtkunst is omgeven door een ondoordringbare wolk van absolute duisternis: alleen een heel klein aantal in het geheimzinnige woordenritueel ingewijden kan nog iets van de moderne poëzie begrijpen, beweert althans haar te begrijpen. ‘The beatniks are enemies of language’. Ook zij cultiveren de slordigheid, ze zijn anti-verbaal: woorden hoeven geen betekenis te hebben, je moet ze ondergáán. Met woorden en zinnen is even goed een collage mogelijk als met figuren, lijnen, kleuren en voorwerpen. ‘Betekenis’ isGa naar eind1) | |
[pagina 51]
| |
overbodig, woorden zijn materiaal als klanken in de atonale muziek, als kleuren in de ‘drip-dry school of painting’. | |
Gebrek aan autoriteit.Er waren in de Verenigde Staten tot 1961 nog twee burchten van waaruit het goede taalgebruik gepropageerd werd. In 1961 zijn ze gevallen. De eerste was de oude (zij het veelvuldig herziene) bijbelvertaling. In 1961 verscheen het Nieuwe Testament van The New English Bible. De taal was eigentijds, aangepast aan hedendaagse gewoonten. ‘Thou’ was vervangen door ‘you’ en door allerlei leesbaarheidsfoefjes was de tekst geschikt gemaakt voor de moderne mens. Het Boek Job - zeiden de verontwaardigde gebruikers - is geschreven in de taal van Reader's Digest! Nog teleurstellender was in datzelfde jaar de verschijning van Webster's Third New International DictionaryGa naar eind4). De nieuwe versie van dit miljoenen Amerikanen zo vertrouwde woordenboek had een geweldig nationaal debat tot gevolg. Toonaangevende bladen als The New Yorker noemden het ‘an incredible massacre of words’; The New York Times meende dat ‘the publication of a say-as-you-go dictionary can only accelerate the deterioration of the mother tongue’. Wat was er gebeurd? De nieuwe redactie had een 250.000 woorden als totaal verouderd weggelaten en was van het standpunt uitgegaan dat een woordenboek moet be-schrijven en niet (of niet in de eerste plaats...) voor-schrijven. In het verhitte debat stonden vrijwel alleen de taalkundigen aan de zijde van Webster. De anderen verweten de makers dat zij onder het mom van democratie de taal minder geschikt hadden gemaakt voor litteratuur en communicatie. (Alsof - wanneer die mindere geschiktheid wáár zou zijn - een registrerende woordenboekmaker daaraan schuld zou kunnen hebben.) | |
Het onderwijs.Ook in de Verenigde Staten is het onderwijs de grote zondebok voor al het slechte taalgebruik. De kinderen leren geen grammatica meer, geen onderscheid tussen goed en fout. Het hele onderwijs is zweverig: geen studie maar onbenullige activiteiten als ‘research projects’ en ‘junior town meetings’. De modernste elektronische apparaten (leermachines, talenlaboratoria) zijn paradepaardjes voor de schoolleiding, maar schrijven leren de kinderen niet...
*
Tot zover het klachtenboek van de Amerikaan. Ofschoon wij te enen male de kennis van zaken missen om te kunnen beoordelen of zijn klachten geheel gegrond zijn, hebben we - eerlijk gezegd - toch de neiging om hier en daar een vraagtekentje te zetten. Overdrijft hij soms niet een weinig? Zijn alle reclameteksten taalbedervend? Plegen alle ambtenaren verbicide? (Is niet juist uit Amerika de beweging van de ‘leesbaarheid’ afkomstig?) Heeft de dichtkunst zoveel invloed? Is de klager wel voldoende op de hoogte van de moeilijkheden van de vaktaal? (We hebben meer dan eens gehoord dat bijvoorbeeld Amerikaanse technische artikelen uitmunten door helderheid). Heeft de klager zelf wel eens getracht te zeggen waarom hij een boek of een schilderij mooi vindt? Zou hij willen dat de kinderen onderwijs krijgen zoals dat honderd jaar geleden het geval was? Houdt hij er rekening mee dat onderwijs niet meer een privilege is voor een kleine elite? Is het waar dat de mensen nu luier zijn om te schrijven dan vroeger?
Partij kiezen kunnen we niet. We willen u slechts laten zien dat klachten over het taalgebruik niet alleen in ons land gehoord worden. Tevens hebt u een gelegenheid, het Amerikaanse klachtenboek te vergelijken met het Nederlandse. Zou u - in grote lijnen althans - het durven overnemen voor ons eigen land of krijgt u, wanneer u allerlei zaken zorgvuldig wikt en weegt, het gevoel dat de toestand niet zo somber is als de klager het voorstelt? |
|