ceremonieus en eer bedacht op ‘travelling light’ dan op het meeslepen van taalrelicten, zullen wij er geen traan om laten. Het zou ook wel te dwaas zijn aan dingen te blijven hangen, die zichzelf kennelijk hebben overleefd. In veel gevallen had het afscheid al plaats gevonden, voordat wij, de tijdgenoten van nu, op het toneel verschenen. Sinds hoe lang al spreekt men duidelijk ironisch van de ‘tale Kanaäns’, van het jargon der rechtsgeleerden, van de kanselarijstijl? Intussen gaan de kinderen op school nog altijd door met Latijn en Grieks te leren, waarbij grammaticale verbindingen als ‘zich uwer herinneren’ eenvoudig niet van de lucht zijn. De latinist is waarschijnlijk dan ook de enige die een ogenblik van nostalgie zal kennen, als hij aan het lot van al die naamvallen denkt. Hij is er zo verbonden mee geraakt, dat zij als het ware een lijflijke vorm voor hem hebben aangenomen. Daar is de dikke goedmoedige datief die maar niet genoeg kan krijgen van nemen en ontvangen: een soort van verbale Falstaff. Daar is de tanige accusatief, hard als een oude boom; hij houdt alle slagen uit en staat, een onbewogen Romein, in vrijwel alle zinnen. Daar is de genitivus, het meest aanhankelijke schepsel uit de vormleer, dat altijd steun zoekt en er zich niet voor schaamt van zijn buurman af te hangen. Men heeft hem weleens de benjamin onder de naamvallen genoemd. Drukt hij inderdaad niet een verhouding uit als die tussen vader en kind?
De latinist, ook al zit hij nog maar pas in de eerste klas van het gynasium, kent het belang van die genitief, die hij trouwens van elk woord van de derde declinatie afzonderlijk moet leren. Dat doet hij zuchtend en zonder veel innerlijke overtuiging, maar intussen zal het te zijner tijd wel voor hem gaan dagen, dat als hij ergens ‘de hoed van vader’ ziet staan, het enig overleg vraagt om uit te maken of het hier de hoed is die vader op het hoofd draagt, dan wel de hoed die men bijvoorbeeld van vader geërfd heeft en alleen bij begrafenissen opzet. Spitsvondigheden? ongetwijfeld - maar waarover hebben wij anders een taal! Of laten wij liever zeggen: met behulp van welke andere discipline zullen de niet zo exact begaafden kunnen leren denken! Als ‘zich herinneren’ een proces is, dat zich in de diepte afspeelt, dat iets uit die diepte binnen onszelf naar boven haalt, dan is de genitivus wel de meest aangewezen - en zeker meest expressieve - vorm om het verband tussen de zich herinnerende en het herinnerde aan te geven. Wij horen samen, zegt dat ‘mijner’ of ‘uwer’, al komen we ook van nog zo ver. Misschien wisten wij het niet meer, maar ik ben op jou en jij bent op mij aangewezen. De stam gen-, die zowel in genus als in genitivus zit, betekent niet voor niets: voortbrengen. Geslacht, bezit, gedenken - men kan nauwelijks intiemer zijn. Riekt dit een beetje naar mystiek, gun haar dan de latinist, want hij weet dat het definitieve afscheid thans is aangebroken. Voor het overige zou het dwaas zijn, zich tegen de ‘trend’ van de tijd te willen verzetten. Want de taal van onze tijd is niet het Latijn, maar het Engels, en het moet erkend worden dat dit laatste veel duidelijker en simpeler tot ons spreekt. Duidelijker en simpeler niet alleen dan het Latijn, maar ook dan het Duits - de enige taal die ‘de hoed des vaders’ nog van ‘de hoed van vader’ weet te onderscheiden.
De moeite die deze taal onze kinderen bezorgt, zegt intussen al genoeg. Maar terwijl het Engels veel meer aan onze moderne behoeften beantwoordt dan Latijn en Duits, bezit het één ding niet: overzichtelijkheid. Dit levert de paradox op, die wie Latijn kent, inderdaad te allen tijde een inventaris van de hem ten dienste staande uitdrukkingsmogelijkheden kan opmaken, zonder dat hij die mogelijkheden zelf kan gebruiken. In het Engels daarentegen is het precies omgekeerd. Het Engels, dat over de hele wereld gesproken wordt en overal door mensen wordt gebezigd, die in nagenoeg dezelfde gesteldheden verkregen als wij, komt uit het spreken, uit de situatie zelf voort, en niet uit een constructie die van tevoren opgesteld is. Laten wij ons overigens niet aan een vooroordeel overgeven: ook ‘zich iets herinneren’ (to remember something) bezit een dynamiek die wij in die betreurde naamvallen meenden te moeten eren.
(Met toestemming overgenomen uit de rubriek van de Zandloper in de N.R.C. 15-4-1967).