Van zijn
In de volkstaal zijn uitdrukkingen als ‘de moeder van zijn’, ‘de vrouw van zijn’ (i.p.v. het normale ‘van hem’) bekend. Menigeen die ervan houdt levende taal te observeren, breekt zich het hoofd over de vraag hoe zo'n vreemde afwijking - van hem: van zijn - mogelijk is. De oplossing van het raadsel in heel simpel. De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, ons, zijn, haar enz.) zijn familie van de oude tweede naamval van de persoonlijke voornaamwoorden (ik, wij, hij, zij enz.).
Vergelijk in gebruik: haar broer en de broer van haar, ons huis en het huis van ons. Ook bij u en jij gaat dit op. Vergis u niet: de w in uw en jouw heeft slechts waarde voor de spelling en niet voor de klank; m.a.w. u zegt niet (ook al denkt u van wél!) uw en jouw huis, maar u en jou huis. De w is een rest van de vroegere verbuiging (uwe kinderen, jouwe huizen).
In het rijtje ‘haar huis, het huis van haar’ passen daarom ook ‘jou huis, het huis van jou’ en ‘u huis, het huis van u’. Is het zo'n wonder dat ‘zijn broer, de broer van zijn’ bestaat? Trouwens, in de volkstaal is evenmin onbekend ‘de broer van mijn’, in aansluiting aan ‘mijn broer’.
Maakt u zich daarover géén zorgen. ‘Van hem’ staat sterk. In de gesproken taal klinkt ‘van zijn’ onverzorgd, dialectisch, ronduit fout. In de geschreven taal is het - als het normale teksten betreft - totaal onbekend.