Dikwijls en vaak
Enige jaren geleden hadden mijn vrouw en ik in ons midden een jonge Zweed, leraar aan een middelbare school te Stockholm. Hij sprak redelijk Nederlands en verstond ons ook wel als wij langzaam en gearticuleerd spraken. Eens verrastte hij ons met de opmerking dat het hem was opgevallen, dat wij in gesprekken nu eens het woord ‘vaak’, dan weer het ‘dikwijls’ bezigden en hij vroeg ons of er verschil tussen deze woorden was. Een heel merkwaardige vraag van onze gast! Hier werden wij ons bewust van de omstandigheid dat wij genoemde woorden door elkaar gebruiken. En daarop moest een buitenlander ons opmerkzaam maken. Ik voegde aan het antwoord dat mijn vrouw onze gast gaf, n.l. dat wij wellicht vaker ‘vaak’ zeiden dan ‘dikwijls’ toe, dat er nog een derde woord bestond dat dezelfde betekenis had, n.l. ‘dikwerf’, maar dat men dit woord, een min of meer deftig woord, weinig meer bezigde.
Merkwaardig is verder dat men in de vergrotende trap wel kan spreken van ‘vaker’, bijv. in de zin ‘ik heb die man vaker gezien’. Maar niemand zal er aan denken te zeggen ‘ik wil dat toneelstuk gaarne dikwijlser zien’.
H.E. Wiebols.