Ook in slager is de g-stam aanwezig. Dit woord heeft nu een precieze betekenis; oorspronkelijk is het ‘hij die slaat’, dus ‘de slaander’ die u nog vindt in koperslager en olieslager. Het zelfstandige naamwoord slag is gelijk aan de oude stamwoorden (een normaal verschijnsel, verg. ‘de draai’ met ‘draaien’, ‘de val’ met ‘vallen’). Het is een voor ons doel onbelangrijke academische kwestie of in draaibrug de stam van draaien zit of ‘de draai’. Zo ook met slag-. In Van Dale, blz. 1815-1817, vindt men een dikke honderd van deze woorden bijv.: slagader, slagregen, slagveld; het laatste woord is slagzwaard, dat behalve een groot zwaard ook nog een soort peul kan betekenen.
Met voorzetsels, bijwoorden en voorvoegsels zijn slagwoorden (let op het streepje tussen slag en woord, want een slagwoord is een germanisme dat in het Nederlands o.a. slogan kan zijn...) in overvloed aanwezig: aanslag, bijslag, opslag, afslag, voorslag (o.a. in de muziek), overslag, onderslag, bovenslag, uitslag, inslag, neerslag, terugslag, toeslag, doorslag, tegenslag, ontslag, verslag, beslag, enz. Met al deze woorden kunt u weer nieuwe maken: aanslagbiljet, doorslagpapier, ontslagaanvrage. Is het zo'n wonder dat naslagwerk gemakkelijk aansluiting heeft gevonden bij de menigte -slag- samenstellingen die er al waren?
Samenstellingen met sla- (althans van het werkwoord slaan!) kennen we niet of het moest zijn sladood, maar dat woord is een type op zichzelf. Met slaan- is alleen bekend een oud Noordhollands woord: slaankoek. Dat naslaanwerk een enkele keer opduikt zal wel samenhangen met het feit dat het in vorming past bij woorden als staangeld (ook stageld!), staanklok, staanlamp.
De gevolgtrekking uit het bovenstaande moet zijn dat naslagwerk een goed Nederlands woord is. Naslawerk kan als bruikbare variant beschouwd worden, vermoedelijk ontstaan door de vrees voor een germanisme.
In ons vorige artikel is betoogd dat ‘regeling’ nooit kan geschieden zonder voldoende ‘waarneming’. Zelfs bij een ogenschijnlijk eenvoudige vraag over naslagwerk en naslawerk is heel wat speuren vereist, voordat men tot een aanvaardbare beslissing komt. Een slag kan men er niet naar slaan...
Van Haeringen, een van de grootmeesters in hedendaagse-taalwaarneming, heeft in een beschouwing over de eenlettergrepige werkwoorden (Neerlandica, 1948 blz. 237-246) aangetoond dat de ongewone vorm van de onbepaalde wijs - zónder de uitgang -en! - er de oorzaak van is geweest dat ‘bij de woordvorming onzekerheid en kans op ontsporing’ ontstonden. Immers, de taalgebruiker kan doen, gaan, slaan enz. niet splitsen, zoals hij dat gewend is bij de normale werkwoorden, bijvoorbeeld werken - werk - werker. Uit zijn voorbeelden halen wij, tot slot, het volgende rijtje aan. U kunt daarin misschien zelf enige systematiek in vorming en betekenis onderscheiden.
gangbaar |
- begaanbaar |
voetganger |
- meegaander |
tegenstander |
- buitenstaander |
staanplaats |
- standplaats |
opziener |
- opzichter |
voorzienigheid |
- voorzichtigheid. |