Het of de
Bij sommige woorden leg je je zonder morren bij de dubbele mogelijkheid neer: het en de schilderij, het en de subsidie, het en de zadel. Bij andere vind je het zelfs praktisch: het stof en de stof, het blik en de blik, het nylon en de nylon. Dan zijn er ook nog folkloristische schilderachtigheden als de en het haas.
Maar ‘ontwerp-wet’ kunnen wij niet in een van de genoemde groepen onderbrengen. We hoeven hier geen beroep te doen op taalhistorie, etymologie, betekenisverschuiving e.d. Het woord komt uit de kringen van ambtelijke of niet-ambtelijke ontwerpers, plannenmakers, redeneerders, redacteurs, notulisten en stukken-voorbereiders. Het lidwoord moet precies bepaald kunnen worden.
Zes jaar geleden is er een discussie geweest tussen ‘Koenen’ en ‘Van Dale’ over ontwerp-wet (zie: de Nieuwe Taalgids, 54, blz. 266 en 55, blz. 24). De één was voor het, de ander voor de. De het-verdedigers menen dat ‘ontwerp’ het bepaalde en ‘wet’ het bepalende woord is; daaruit volgt het ontwerp-wet, te beschouwen als een korte taalvorm. ‘Het conflict over de benzineprijs’ wordt in ambtelijke stukken verkort tot ‘het conflict benzineprijs’. Zo ook ontwerp-wet: wat voor een ontwerp? het ontwerp van een wet.
Van Dale geeft een betere redenering. Een ontwerpwet is taalkundig een ‘wet in ontwerp’. Staatkundigen zeggen: het is géén wet, maar een ontwerp. Zij vergeten dat het hier taalkundig om een wet gaat waarover iets gezegd wordt, nl. dat zij ontworpen is. Het is de ouwe kwestie van ‘het afgebroken huis’ dat geen ‘huis’ zou zijn. Een ‘ontworpen wet’ moge staatsrechtelijk geen wet zijn die je nu al hebt te gehoorzamen, zij is wel degelijk een ‘wet die ontworpen is’.
Als inderdaad ‘ontwerp’ het hoofdwoord zou zijn, waarnaar het lidwoord zich richt (dus hier: het), moest het meervoud zijn: de ontwerpen-wet. Dit nu komt niet voor. Men spreekt van de ontwerp-wetten. Het is die oude regel die ons gouverneurs-generaal doet schrijven en niet gouverneur-generaals. (Het type is hier wel anders, maar het principe is gelijk).
Beroep op ‘het ontwerp-Cals’ helpt niet. In die vorming hebben we te maken met een zelfstandig naamwoord, bepaald door een eigennaam. Het is de gemeente en het Amsterdam: samen de gemeente Amsterdam.
Elke zaak kan aan veel kanten bekeken worden. Wil ik van een ontwerp zeggen dat het op een wet betrekking heeft, dan neem ik het woord het wetsontwerp. Gaat het om een wet die in ontwerp is, dan is het de ontwerp-wet. Of daar verschil tussen is, mogen juristen uitmaken. Zo ook: de ontwerp-begroting (zegt ooit iemand het ontwerp-begroting?), de ontwerpresolutie en de ontwerp-statuten.