Onze Taal. Jaargang 35
(1966)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||||||
[Nummer 12] | |||||||||
‘Uit anderen hoofde’
|
1. | Het staat als een paal boven water dat de geciteerde formule abnormaal Nederlands is. Het stukje algebra ‘echtgeno(o)t(e)’ is zelfs niet uit te spreken. |
2. | Op niet minder dan zes plaatsen komt in dit ene zinnetje een soort spoorwegwissel voor: je moet dit lezen òf dat; is het ene niet van toepassing, dan geldt het andere. Wanneer men tracht de inhoud van de vraag in een schematische tekening onder te brengen, dan heeft men niet minder dan vier accolades nodig. De zin is een puzzel. |
3. | Om de uitdrukkingen dan wel en uit anderen hoofde te kunnen verstaan moet men een wat ervaren lezer zijn. De omgangstaal kent de uitdrukkingen niet. Dat het woordenboek van Koenen-Endepols ze niet vermeldt, is in dit opzicht symptomatisch. |
Een andere vraag uit hetzelfde formulier luidt als volgt: ‘Welk kind van de onder 8 genoemde kinderen, dat 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar is en wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door het verzorgen van uw huishouden of, mits tot uw huishouden ten minste drie andere kinderen jonger dan 27 jaar behoren, door het mede verzorgen van uw huishouden, komt volgens u volledig/grotendeels/in belangrijke mate/tot uw last?’
(Totaal aantal woorden 68).
Instinctmatig zetten wij ons bij het onvermijdelijke stranden in deze vraag tot herlezen en nogmaals herlezen. Omdat we zo'n tekst ontmoeten in een formulier dat we verplicht zijn in te vullen, ontgaat het ons dat we ons als lezer in een abnormale situatie bevinden: ondanks onze aandacht kunnen wij de inhoud niet met gewoon lezen vatten; je moet uitrekenen wat er bedoeld wordt.
Een volzin in verzorgd Nederlands moet, wanneer hij met de juiste intonatie wordt voorgelezen, ook bij degene die de inhoud voor het eerst verneemt, begrip en geen verbijstering wekken. Neemt u eens de proef met bovenstaand citaat. U zult ontdekken dat u op een golflengte uitzendt, die niemand op zijn ontvanger heeft.
U mag ook proberen de zin te ontleden. Lukt u dat binnen vijf minuten, dan bent u knap. Maakt u dan ook eens een schematische voorstelling van de onderlinge relaties en afhankelijkheden tussen de bijzinnen en
andere zinsdelen. Wat daar uitkomt is...... het schema voor een centrale verwarming in een huis met enige verdiepingen.
De beide vragen waarmee wij u hebben geplaagd, stammen uit een formulier dat iedereen moet kunnen invullen: de ongeschoolde arbeid(st)er dan wel zijn/haar echtgeno(o)t(e) en de hoogleraar. Voor al die invullers is het van grote betekenis dat zij de vragen begrijpen. Lukt hun dat niet en faalt hun antwoord, dan hangen ze. Ze doen zichzelf te kort - dan wel hun/haar kind(eren) - of kunnen aansprakelijk worden gesteld voor het verstrekken van onjuiste gegevens. Want aan het einde van het formulier moeten zij hun handtekening zetten onder een verklaring die juridisch waterdicht is. Die verklaring nu is wederom gesteld in abnormaal Nederlands. Zij bestaat uit één volzin van 47 woorden die is opgebouwd uit een hoofdzin en twee lijdendevoorwerpszinnen. Maar de laatste daarvan gaat weer vergezeld van een beknopte bijwoordelijke bijzin èn een bijwoordelijke bijzin waarin nog een bijvoeglijke bijzin is ingebouwd. (Excuus voor deze irritante gegevens, maar een derde citaat durfden wij niet meer aan.)
Ten aanzien van de besproken fragmenten moeten wij het volgende vaststellen:
1. | gemeten naar de gemiddelde zinslengte en de gemiddelde woordlengte (het gemiddelde aantal lettergrepen per honderd woorden) behoort dit ‘proza’ tot de categorie ‘zeer moeilijke wetenschappelijke lectuur’Ga naar voetnoot1); |
2. | de structuur van de zinnen is zo ingewikkeld dat zij zelfs in stellingen bij een academisch proefschrift zou worden afgekeurd; het effect van dergelijke constructies is bij ervaren lezers onzekerheid, bij minder ervaren lezers angst en wantrouwen; |
3. | een formulier dat de tot invullen verplichte burgers aldus toespreekt, gaat functioneren als een geautomatiseerd kruisverhoor; |
4. | de situatie waarin wij allen staan, ook de ongeschoolde lezers, is dat bij de uitvoering van een algemene sociale wet iedereen verplicht wordt tot juridisch scherp gedefinieerde antwoorden; daartegenover staat echter een onderschatting van de plicht tot vragen die door iedereen begrepen kunnen worden. |
Nee, dit is geen requisitoir tegen een bepaalde instantie of tegen ambtelijke taal. De formulieren die betrekking hebben op de uitvoering van de ziektewet en de ongevallenwet vertonen een opmerkelijke eenvoud in de vraagstelling.
In schril contrast met de besproken teksten staat de vragenlijst die wordt toegezonden aan degenen die een studiebeurs aanvragen. Let wel, het gaat hierbij om een categorie van degelijk geschoolden, van h.b.s'ers en gymnasiasten en zelfs van ouderejaars studenten. Uit de eenvoudige, korte formulering der vragen spreekt iets van een aandachtige belangstelling met gevoel voor nuance in de omstandigheden van de ondervraagde. Bij nader toezien blijkt dit het gevolg te zijn van een andere benadering van de vraagpunten. De specificatie van het gevraagde is niet ingebouwd in één complexe formule, maar wordt bereikt door het vraagstuk als het ware af te pellen in een reeks simpele vraagjes, die tezamen dan onder één nummer fungeren.
Terwijl op een ander formulier in vette letters wordt gesommeerd: ‘Zie eerst de bijgevoegde aanwijzingen’, staat er op het formulier voor hen die een beurs aanvragen: ‘Voor een goede invulling is het van groot belang, dat u eerst kennis neemt van de bijgevoegde ‘Toelichting’.
Dit verschil in toon past bij het onderscheid tussen de positie van een onderdaan en van een staatsburger.
Nog teveel formulieren zijn gericht tot onderdanen. Wat op het eerste gezicht in hoofdzaak een kwestie van ambtelijke (juridische?) stijl lijkt, blijkt praktisch veel dieper te raken. Persoonlijke ervaring heeft ons ervan overtuigd, dat niet zo weinigen in paniek geraken, wanneer blijkt dat voor hen onmisbare bijstand of een uitkering slechts bereikbaar worden door het invullen van een formulier. Hun verklaarbare onmacht om het schriftelijke kruisverhoor te doorstaan maakt het formulier tot een bedreiging van hun bestaan. En dit is toch niet wat sociale wetgeving beoogt.
Ethische aspecten van proza plegen uitsluitend vermoed te worden in biologische bijzonderheden voor zover zij in romans voorkomen. In de formulieren die in aantallen van miljoenen aan noodgedwongen lezers worden voorgelegd, kan eenvoud, helderheid en begrip voor de lezer een weldaad zijn. Ook dit raakt de ethiek, zij het ‘uit anderen hoofde’.
J.J.M. Bakker
- voetnoot1)
- Zie hierover. R.H.M. Brouwer, Onderzoek naar de leesmoeilijkheid van Nederlandse proza, Paedagogische Studiƫn, jaargang 40 (1963), blz. 454-464; idem, Verstaanbaarheid en meetbaarheid van de taal, Dux (1966), blz. 367-374.