Aardrijkskundige namen
De uiteenzetting van de heer F.D.K. Bosch over ontsporingen in spelling en uitspraak is mij uit het hart gegrepen. Herhaaldelijk ben ik in opstand gekomen tegen de Nederlandse schrijfwijze van namen in India en elders. Het dwaze ‘Poendjab’ of ‘Poendsjaab’ dat men bij ons in de bladen leest is wel een schoolvoorbeeld van verkeerde translitteratie. Toch ligt de oorzaak van dit euvel veel dieper dan het gebrek van een korte a in de Engelse taal. De eerste a welke de heer Bosch in ‘Punjab’ overeenkomstig de sanskriet spelling schrijft is een toonloze letter in de tegenwoordige uitspraak en de tweede a is niet kort maar wordt door hem toch in de translitteratie als een korte a geschreven. Het ideaal van onze spelling is, de schrijfwijze zo nauw mogelijk te doen aansluiten aan de uitspraak. Bij buitenlandse namen stuit men dan echter dadelijk op het feit dat de landstaal aldaar klanken heeft waarvoor wij geen letter of letters bezitten. Maar zelfs wanneer men de klanken in een translitteratie zuiver zou kunnen weergeven, was men er nog niet want het accent wordt in vreemde talen anders gelegd dan in de onze. Een mooi voorbeeld van de moeilijkheden van translitteratie vormt de spelling van de naam van de stad Orel in de Sowjet-Unie. De Russische uitspraak is Arjol waarbij de ‘j’ de waarde heeft van de ‘j’ in het Franse ‘je’ en de klemtoon valt op de laatste lettergreep. In het Frans en in het Engels zou de translitteratie ook Arjol worden. Men spreke nu echter het geschreven ‘Arjol’ eens in het Frans en het Engels en het Nederlands uit en hore het verschil!
In het Duits zal het moeilijk zijn voor de ‘j’ een enigszins gelijkend equivalent te vinden. Gelukkig schrijven Fransen, Duitsers, Engelsen en Nederlanders eensgezind Orel en wanneer wij de naam van die stad in een van die drie talen lezen dan weten wij wat de schrijver bedoelt; niemand heeft er last van dat men die naam in het Russisch anders uitspreekt.
Aardrijkskundige namen uit den vreemde hebben de eigenaardigheid dat zij wel veel worden gelezen maar weinig uitgesproken en wanneer zij worden uitgesproken gebeurt dit vrijwel steeds met klanken welke slechts bij benadering overeenkomen met de uitspraak door inwoners des lands.
Hij die veel leest in verschillende talen vindt die pogingen om in iedere taal aardrijkskundige namen fonetisch weer te geven alleen maar verwarrend. Kortom het woordbeeld is hier belangrijker dan de fonetische weergave. Er is dus een zeker praktisch voordeel in gelegen, voor de spelling van vreemde aardrijkskundige namen (en eigenlijk alle vreemde eigennamen) meer te letten op een uniform schrijfgebruik dan op de uitspraak in iedere taal afzonderlijk.
Wanneer men in het land waar de plaats is gelegen, komt, leert men spoedig genoeg de juiste uitspraak. Ik vraag mij dan ook af of het niet tijd wordt dat ieder land zijn nationale hobby's laat varen en dat men komt tot een gestandaardiseerde schrijfwijze van aardrijkskundige namen in Latijnse letters. In India bijvoorbeeld is men bezig een op de devanagri-spelling gestandaardiseerde translitteratie in Latijns schrift te maken. Zo zijn bijvoorbeeld ‘Jumna’ en ‘Muttra’ uit de Engelse tijd thans ‘Jamuna’ en ‘Mathura’ geworden, maar ‘Punjab’ is ‘Punjab’ gebleven. Zou het op praktische gronden niet beter zijn, ons in Nederlandse teksten te houden aan de schrijfwijze welke in het land zelf gebruikelijk is en ons te onthouden van hoe dan ook altijd foutieve translitteraties of wetenschappelijke verbeteringen van het plaatselijk gebruik. Bovendien zijn wij niet consequent want wij schrijven bijvoorbeeld braaf ‘Ouessant’ voor een plaats in Frankrijk zonder de ‘ou’ in een ‘w’ te veranderen.
Zou het leven niet veel eenvoudiger worden als wij met Engelsen, Duitsers, Italianen, Indonesiërs en Afrikanen de klank ‘oe’ als ‘u’ schreven in Surabaya, Uganda e.d.? Zou het nu zo erg zijn wanneer een meisje bijvoorbeeld uit Appingedam eens sprak over Surabaja met een ‘u’ in plaats van een ‘oe’. Bovendien zal zij door de radio of de televisie spoedig een betere uitspraak leren.
Wij die de mond zo vol hebben over ons internationalisme, geven ons in de praktijk over aan het enghartigste nationalisme zodra het om onze spelling gaat. Mij persoonlijk wil het voorkomen dat een principiële wending in onze schrijfwijze van vreemde plaatsnamen (en ook eigennamen) door die aan te passen aan het gebruik door de inwoners van het land waar de plaatsen gelegen zijn, een stap zou zijn in de richting van het praktisch handelen.
G.B.v.B.