Benemen
Tijdens een vraaggesprek met de voorzitters van twee bekende voetbalclubs spreekt - volgens een kranteverslag - een van beide heren de hoop uit dat de elftallen zich in de komende wedstrijd zullen benemen. Een (zeldzaam?) geval dat men een germanisme op heterdaad kan betrappen. Benemen kennen we alleen in de betekenis van ‘ontnemen, wegnemen’; zich benemen komt voor in verbindingen als ‘zich het leven benemen’. De betekenis van ‘zich (behoorlijk) gedragen’ kan niet anders dan ontleend zijn aan het Duitse sich benehmen. In die taal behoort een uitdrukking als ‘benimm dich!’ (= gedraag je behoorlijk) tot de normale omgangstaal.
A. Kluyver had in 1884 bij zijn proefschrift als stelling gevoegd: ‘Voor het onderkennen van Germanismen en andere verwerpelijke uitdrukkingen zijn geen alles afdoende regels te stellen: de goede smaak is tenslotte de eenige rechter’. Neemt men deze stelling aan, dan heeft een gedachtenwisseling over het vraagstuk van de germanismen niet veel meer om het lijf, want wat de een mooi vindt, vindt de ander lelijk en daarmee uit. Maar let wel: Kluyver noemt een rechter die vrijspreekt of veroordeelt; zich benemen bestaat niet in die betekenis, er is geen enkele behoefte aan, het herinnert hinderlijk aan het Duits.
Die sterke nasmaak van het Duits helpt ons in de kwestie van voorkeur en afkeur, waarvoor nu eenmaal in een levende, veranderende taal geen absolute, objectieve normen zijn te geven. Het verweer tegen germanismen oogst meestal gemakkelijk succes: men schaamt zich eerder voor een germanisme dan voor enig ander -isme. De Duitse politiek van 1933-1945 en de bezetting 1940-1945 hebben in dezen zuiverend gewerkt.