Tweede verklaring: ‘zij die’ is bezig, net zo'n onverbrekelijk geheel te worden als ‘alwie’ en ‘alwat’, die van huis uit ook bestaan uit een betrekkelijk voornaamwoord met zijn antecedent. Het zinnetje van de doctorandus staat namelijk lang niet alleen. De onvergetelijke Anthonie Donker, wiens fijne stijlgevoel velen onzer in zijn ban heeft gehouden op ons vorige congres, gewijd aan ‘De Kunst van het Woord’, schrijft in de eerste alinea van zijn ‘Beeld van Tachtig’: ‘Zij die het belang van deze beweging zouden terugbrengen tot de litteraire roerigheid van enkele begaafde jongelui, kon het tot een waarschuwing zijn, zich te wachten voor onderschatting.’ Niemand zal ooit zeggen: ‘Het kon zij een waarschuwing zijn’. Maar met ‘zij die’ gaat het blijkbaar.
Het is opmerkelijk, dat men nooit eens hoort of leest: ‘Jij, die hem al zo lang gekend heb, moet dit verlies wel zwaar vallen,’ of: ‘Wij, die van de oprichting af lid zijn geweest, kunt u het stemrecht onmogelijk ontnemen’. Hoe zou dat komen?
Eerste verklaring: de bijvoeglijke bijzin bij ‘wij’ of ‘jij’ is altijd een z.g. uitbreidende bijzin, en die wordt door een rustpunt in de zin, - geschreven als een komma - van zijn antecedent gescheiden; de bijzinnen bij ‘zij’, van de doctorandus en Anthonie Donker, zijn beperkende: het woordje ‘zij’ krijgt weinig klemtoon en wordt niet door een rustpunt (komma) gevolgd. (Voor wie het vergeten is, twee schoolvoorbeelden. Uitbreidende bijzin: ‘De jongens, die gespijbeld hadden, moesten drie middagen terugkomen.’ Alle jongens hadden gespijbeld. Beperkende: ‘De jongens die gespijbeld hadden, moesten drie middagen terugkomen.’ Een deel heeft gespijbeld). Dus: men komt nooit in de verleiding om ‘die’ zo nauw te verbinden met ‘wij’ of ‘jij’, als ‘wat’ of ‘wie’ met ‘al’.
Tweede verklaring: door een betreurenswaardige gewoonte bij ons onderwijs voelen velen een schroom tegenover het woord ‘hun’. Lieden die nooit anders zeggen dan: ‘Dat is voor hun’ en ‘Hun had je niet hoeven te waarschuwen’, hebben op school geleerd dat ‘hun’ de derde naamval is en ‘hen’ de vierde. ‘Hen’ is dus het aangeleerde schoolwoord, dat in bepaalde, of voor hun misschien wel onbepaalde, gevallen gebruikt moet worden inplaats van ‘hun’. Velen schrijven dan maar, veiligheidshalve, altijd ‘hen’: ‘Het wordt hen te veel’, ‘Stuur het hen maar’. Misschien grijpen sommigen, niet bij machte tot de keus tussen ‘hen die’ en ‘hun die’, naar het in vele (andere) gevallen korrekte ‘zij die’. Zonder ‘die’ komt het gebruik van ‘zij’ inplaats van ‘hun’ of ‘hen’ niet voor, meen ik. Voor deze tweede verklaring pleit, dat ‘hij die’ en ‘zij (enkelvoud) die’ inplaats van ‘hem die’ en ‘haar die’ in mijn aantekeningen niet te vinden zijn, terwijl die woordjes toch dikwijls een beperkende bijzin inleiden.
Uit jonge monden heb ik al enige malen de woordkombinaties ‘van zij die’ opgevangen. Over enkele jaren zullen we die dus wel in romans en kranteartikelen tegenkomen.
C.A.Z.