Fonologische spelling
Sinds de spellingoorlog tussen Bilderdijk en Siegenbeek, die niet de eerste was, zijn de Dietse spelling-golven nooit meer voor lange tijd gladgeolied. De olie die er sinds 1955 op ligt, is voor sommigen weer aanleiding om daar brandbommetjes op te gooien. In dat verband verneemt men wel eens de dooddoener ‘fonologische spelling’. Daaronder moet men verstaan: een schrijfwijze waarbij dezelfde spraakklank altijd door dezelfde letter of letterkombinatie wordt weergegeven; letterkombinaties of ‘digrafen’, zoals ie, oo, eu, ch, zijn noodzakelijk, doordat onze taal meer spraakklanken telt dan er letters zijn.
Nu is het troosteloze, dat een ‘foutdichte’ spelling voor onze taal niet bereikbaar zal zijn. Ten eerste is er een speciale letter nodig voor de klinker van de lidwoorden, de ‘sjwa’ zoals men die op zijn Hebreeuws noemt; daaraan is te voldoen als die taalgeleerden gelijk hebben, die menen dat we in ‘gelukkig’ driemaal dezelfde klinker zeggen, zodat de spelling gulukuch verantwoord is. Het tweede bezwaar is, dat we niet allen volgens dezelfde norm spreken. Twee generaties nadat J.H. van den Bosch het invoerde, lijkt het begrip ‘Algemeen Beschaafd’ een illusie. Wat was het vroeger eenvoudig: beschaafd Nederlands was de taal van de beschaafde kringen... in Holland! Het gezag van deze manier van spreken is ondermijnd, doordat niet alleen de oostelijke en zuidelijke provincies, maar ook hele andere lagen van de bevolking deel hebben gekregen aan wat men noemt het culturele leven. (Jan Musch kon geijkt Nederlands spreken, maar tegenwoordig is het mogelijk dat men een ‘prominent’ toneelspeler wordt met de meest grove uitspraakfouten, zoals s inplaats van z en ai inplaats van ei).
In de derde plaats zal ook de hierboven geïntroduceerde schrijfwijze geen oplossing bieden, zóu dat zelfs niet doen als er geen regionale of vertikale verschillen waren. Namelijk op het punt van de basterden vreemde woorden.
Een basterdwoord is een woord van vreemde oorsprong dat enigszins gewijzigd is naar het Nederlandse taalsysteem. Bijv. portret: geen zuiver Nederlands woord begint met een onbeklemtoonde lettergreep waarin een o voorkomt, tenzij het een afleiding of samenstelling is, zoals oneffen, opeen, volkomen, hologig. Maar portret is ook niet meer een vreemd woord, we spreken het niet meer uit zoals de Fransen eens pourtraict uitspraken. Zo zorgvuldig zijn we wel als we zône of roze zeggen: de Fransen zeggen nu zoon en rooz, maar wij hebben de klinkers bewaard die zij spraken toen wij die woorden overnamen. Ook fier, Friesland, sierlijk zijn als basterdwoorden kenbaar, door hun beginklank, die als beginklank on-Nederlands is (zuiver Nederlands zijn woorden als vier, vriezen, zien) en doordat ze ook weer niet onveranderd uit andere talen zijn overgenomen en zichzelf schikken naar onze wijze van verbuigen en samenstellen.
Vele woorden zijn echter nog zo oneigen gebleven, dat ze zich onderscheiden door klanken die in geen Nederlandse woorden voorkomen en die we dan ook niet op zijn Nederlands kunnen schrijven: caissière, militair, restaurant, milicien, corps, remise, jazz. Wel vernederlandsen we de uitspraak een beetje, hetzij doordat we niet anders kunnen, hetzij omdat we niet aanstellerig willen spreken. Men zou dan ook een heel eind komen met wat extra accenten, en restoorã, mieliesiẽ, djêz kunnen schrijven.
De toestand wordt nog wat ingewikkelder, doordat we die ongewone klanken ook vinden in woorden die op andere punten wél ingelijfd zijn: intrige met zijn Nederlandse in- en -ge, maar on-Nederlandse lange ie (die wij alleen voor een r spreken), elementair, dat niet erg meer lijkt op het Franse élémentaire, maar wel, in de laatste lettergreep, de lange ê van bête en scène heeft. De Woordenlijst erkent deze vermenging, door gemengde spellingen voor te schrijven: elektricien met k en zonder accent aigu, mayonaise met enkele n.
Zoals gezegd: als we het over de uitspraak eens zijn, kunnen we een aardig fonologisch-zuivere spelling maken met slechts enkele tekens extra, bijv. de îê en ã. Voorts kunnen we twee uitspraken erkennen, zoals de Woordenlijst doet met tram en trem, piama en pyama (fonologisch: piejaamaa en piedjaamaa); we zouden namelijk arsjietekt naast archietekt, eenerzjie naast eenergie kunnen goedkeuren.
Wie dit wenst, moet zich evenwel niet verbeelden dat op deze manier het hele schriftbeeld vernederlandst wordt. In aldoor groter hoeveelheid komen Franse en vooral Engelse woorden onze taal binnen, en die zullen door de toonaangevende lieden lange tijd op zijn buitenlands worden uitgesproken. En men kan desgewenst nog schrijven: ‘Zun moedur was un frãsêzu’, maar wat doen we met goal of met gentlemen's agreement?
Ook in andere opzichten zal de spelling altijd een compromis blijven. Wil men fonologisch spellen, dan zal men zich moeten beperken tot de afzonderlijke woorden, en dus niet spellen wat secht su, maar wat zecht zu. Voor de samengestelde woorden zal men een afspraak moeten maken: opblaasbaar of o(b)blaazbaar, opzienbaarunt of opsiembaarunt.
Zelfs deze beperkingen in acht genomen, zal men met een fonologische spelling toch niet bereiken dat men ‘schrijft zoals men spreekt’. Een doodgewone konversatie, woordelijk op papier weergegeven, is eenvoudig onleesbaar. Men probere het, en lette eens op de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Ten slotte nog dit. Jaren voordat de Cercle Linguis-