Twijfel zaaien
De vraag die we moeten beantwoorden, luidt: ‘Is eenmalig in een eenmalige verpakking beslist verwerpelijk of mag het woord als “vakwoord” aanvaard worden?’
Dat eenmalig - strikt wat vorming betreft - voldoet aan de Nederlandse regels, behoeft niet zo veel betoog. We gaan uit van eenmaal, een woord dat sinds de middeleeuwen onafgebroken tot onze woordenschat behoort.
Het suffix ig betekent ‘hebbende wat in het grondwoord wordt uitgedrukt’. Het is zeer produktief. Het komt voor achter.
zelfst. naamwoorden |
: bazig, |
werkwoordstammen |
: gelovig, |
telwoorden |
: enig, |
bijwoorden |
: nietig. |
Eenvoudige analogie levert op: eenmaal + ig = eenmalig. U kunt er ook een samenstellende afleiding in zien: een + maal + ig (telwoord, zelfst. naamwoord, uitgang).
Dat eenmalig naar Duits voorbeeld is gemaakt, is waarschijnlijk. Bewijzen hebben we niet gevonden. De klemtoon wisselt nogal eens: meestal horen we de klemtoon op de a (in tegenstelling met het Duits dat de eerste lettergreep de klemtoon geeft).
Het Woordenboek Ned. Taal (1916) kent het woord niet. Moortgat noemt het in zijn boek over de germanismen (1925) ‘Duits getint’, maar zegt in een voetnootje: ‘eigenlijk niet tegen den aard onzer taal’. Van Dale zowel als Koenen verwerpen het als germanisme. Als samenstellende afleiding past het in een vrij grote groep: eencellig, eenogig, eenarmig, eenbladig, eentonig, eenvormig, eenparig, enz. Men zou er nu zijn twijfel over kunnen uitspreken of eenmalig nu werkelijk zo'n afschuwelijk germanisme is.
In het Nederlands bestaat het woord uniek. Het betekent oorspronkelijk ‘een keer voorkomend’. Het is evenwel geladen met de bijbetekenis ‘buitengewoon, zeldzaam, onvergelijkelijk’. Als meneer A trouwt met juffrouw B, dan hoeft dat niet een unieke gebeurtenis te zijn, waarvan een plaatje voor de krant moet worden gemaakt. Maar als de drie leden van een mannelijke drieling op dezelfde dag en op dezelfde plaats trouwen met de drie leden van een vrouwelijke drieling, dan mag toch wel het woord uniek gebruikt worden.
De techniek kent eenmalig in de neutrale betekenis ‘voor één keer bestemd’. De C.T.T. heeft het woord ‘ongebruikelijk’ en zelfs ‘germanisme’ genoemd (men raadplege de lijst Algemene Woorden en de lijst Technische Natuurkunde). Als vervangers zijn voorgesteld: slechts eenmaal voorkomend, zich niet herhalend, niet-terugkerend, voorbijgaand.
Bij twijfel aangaande germanismen zegt de vuistregel: neem maar het woord dat het minst op het Duits lijkt. Een voorbeeld daarvan is voorarbeider en ploegbaas. Daar is geen moeilijkheid: het tweede woord is het goede. Aan eenmalig geven veel technici tóch de voorkeur. Zij beweren: ‘uniek’ is bezet, een eenmalige schakeling is geen unieke schakeling; zich niet herhalend en niet-terugkerend zijn negatieve woorden die we moeten vermijden; slechts eenmaal voorkomend is een te logge omschrijving; voorbijgaand is te zwak, bovendien gaat het niet om ‘voorbijgaan’. Ergo: bij gebrek aan iets anders: eenmalig.
Wij moeten u bekennen dat we deze redenering kunnen begrijpen en dat we geen overtuigende contra-argumenten ter beschikking hebben. De woorden toenmalig en voormalig zijn in de grote woordenboeken zonder commentaar opgenomen, ofschoon ze beide onder Duitse invloed ontstaan zijn. Een woord als toenmaal of voormaal is in het Nederlands onbekend, een uitgang als -malig eveneens. We zien géén ander criterium dan het burgerrecht dat door het algemene gebruik verkregen is.
Eenmalig in de betekenis van ‘uniek, zeldzaam, onvergelijkelijk’ klinkt sterk Duits, is hinderlijk en verwerpelijk. Er zal wel niemand zijn, die dat gebruik zou willlen verdedigen. Voor de technicus echter heeft de eenmalige verpakking, de eenmalige schakeling - althans voorzover wij dat uit de ons verstrekte inlichtingen kunnen weten - géén enkele Duitse bijklank. Misschien zou een normcommissie het in 1966 als een neutraal woord in een specifiek technisch gebruik aanvaarden.