Genieën daargelaten, goed schrijven leert men niet als men nooit degelijke oefening in receptief taalgebruik (in dit geval: lezen) heeft gehad. Aandachtige bestudering van een paar bladzijden uit Hoofts Historiën, een treurspel van Vondel, ook van een nog vroeger werk uit de taalgeschiedenis, bijvoorbeeld een strofisch gedicht van Van Maerlant, heeft als oefening in receptief taalgebruik een zeer grote waarde.
2. De culturele betekenis van het letterkunde-onderwijs is hier wel niet in het geding gebracht, maar moet toch ook beschouwd worden, wil men tot een goed oordeel over de befaamde ‘boekenlijst’ komen. Mogen we het wat dramatisch uitdrukken? Welnu, globaal genomen volgt het grootste deel van degenen die in de volgende generatie tot de ‘leidende’ stand van ons land zullen behoren, het middelbaar onderwijs. Dáár hebben ze de gelegenheid om ten minste gedurende één periode in hun leven zich min of meer intensief met de Nederlandse cultuurgeschiedenis bezig te houden. Dat dit soms op wat schoolse wijze zal moeten gaan (huiswerk, proefwerk, boekenlijst), is - dunkt ons - geen groot bezwaar: een school is nu eenmaal een school. Er zijn overigens heus leraren Nederlands die op niet-schoolse, geestdriftige wijze hun leerlingen vertrouwd kunnen maken met ‘stokoude boeken’. Doe niet mee met flauwe, onbenullige grapjes waartoe de voornaam van Betje Wolff en Aagje Deken u zou kunnen verleiden. Wie de moeite neemt, wat bladzijden van hun werk te lezen èn zich een beetje in te leven in de tijd waarin zij geleefd hebben, zal spoedig merken dat zij behoren tot de vaardigste schrijfsters uit onze letterkunde.