De stattende Randstedeling
Is het werkwoord voor ‘de stad ingaan om boodschappen te doen’ statten of stadten? Is het Randsstadter of Randstatter?
Het is afgeleid van ‘stad’. De d van de spelling wordt als t gerealiseerd (in werkelijkheid is de zaak andersom). Het achtervoegsel om een werkwoord te maken is -en: fietsen, filmen, tafelen, duimen, schellen enz. Laten we eens de mogelijkheden nagaan: 1. staden: onmogelijk, zou de klank van ‘paden’ weergeven. 2. stadden: onmogelijk, verhindert wel de aa-klank maar de gebruikelijke verdubbeling (als in schel-schellen) geeft hier een d-klank als in ‘padden’. 3. stadten: mogelijk: grondwoord blijft in klank en spelling behouden, een ongebruikelijk middel om de d als t-klank te noteren wordt toegepast. 4. statten: mogelijk: grondwoord blijft wel niet behouden, klank wordt echter juist weergegeven. Wij moeten kiezen tussen 3 en 4. Laten wij aannemen, dat dit ‘statten’ een volledig werkwoord is, dus geheel vervoegd kan worden, dan zou 3 opleveren: (ik) stadt - stadtte (of stadte) - gestadt en 4: (ik) stat - statte - gestat. De dt-verbindingen in 3 zijn niet fraai: men krijgt een ongewone dt. in de 1e pers. enkv. en in het volt. deelw. en een lastige combinatie in de verleden tijd. Zullen we het dan maar op ‘statten’ houden?
De hele redenering kan achterwege blijven: Van Dale, achtste druk, blz. 1912, geeft statten.
Voor de inwoner van de Randstad lijkt ons noch Randstadter noch Randstatter aanbevelenswaardig. De dt is vreemd, de uitgang -ter is onnederlands, de tt tast het grondwoord Randstad aan. Randstedeling is de oplossing.