Vierkante centimeter
Veertig jaar geleden heeft men mij ingeprent dat het antwoord op de vraag door u in oktober gesteld, als volgt is:
de oppervlakte is 4 × 5 × 1 cm2 = 20 cm2.
Men vermenigvuldigt namelijk slechts de aantallen van zekere eenheden (centimeters) teneinde het aantal van een andere eenheid (vierkante centimeters) te berekenen.
Verliest men dit uit het oog dan krijgt men, bijvoorbeeld, het volgende: S = vt wil zeggen dat de afgelegde weg gelijk is aan het produkt van ‘snelheid en tijd’. Het is onzinnig, neer te schrijven dat de afgelegde weg gelijk is aan 5 m/sec maal 10 sec = 50 meter.
Mijn kinderen werd het later als volgt uitgelegd. Vier jongens kopen elk vijf boeken van twee gulden per stuk. Zij betalen samen 4 × 5 × 2 × f 1, - = f 40, - en niet vier jongens maal vijf boeken maal twee gulden. Hoe onderwijzers elkaar hierover in het haar kunnen zitten, is mij niet duidelijk. Ja, toch wel, want bij overlezen van wat hier boven staat blijkt dat het spraakgebruik ons parten speelt. Ik schrijf namelijk weliswaar aanhalingstekens, maar tussen die tekens staat uiteraard dezelfde onzin. Men kan en mag ‘snelheid’ niet met ‘tijd’ vermenigvuldigen, al schijnt de formule dit te suggereren.
Dr. J.M.