Als er iemand
tegen is, is er ook weer iemand voor. Zo met de titulatuurtierelantijnen, waarin de Wel(edel)geboren Heer zonder genade op de hak werd genomen. Sommigen zeggen: hoera, ruim nou eindelijk die duffe rommel op; anderen zeggen: ba, wat een miezerig burgermanneke die de fleur uit onze omgangsvormen wil halen. Wij bemoeien er ons (voorlopig) niet meer mee. Ieder doe, wat hem goed lijkt. □ Wel moeten we nog even kwijt wat in universitaire kringen de titulatuur is voor de iets te vroeg geboren studentenzoon: de Snelgeboren Heer. □ Kwijt staat in de vorige zin (naar we hopen) goed, maar wat we eens zonder aarzelen schreven: mijn pen is kwijt, stuit op barre weerstand. Je bent iets kwijt en dat ding is dan weg of zoek. Gauw Van Dale erbij om te zien of het stiekum toch nog màg: (achtste druk, 1961, blz. 1068, linker kolom, in het midden: ‘ook wel als predikaatsnomen: 't is kwijt). □ Predikaatsnomen is de vakterm voor wat onze kinderen kennen als: naamwoordelijk deel van het gezegde. Tot ze op hun benen staan te wankelen van ouderdom, zullen ze ze kunnen (zesmaal stomme e) noemen, die negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijken, lijken enz. □ Bouwkundigen ontwerpen gebouwen die een gemengde bestemming hebben. Dat zijn de multiuse buildings, de multipurpose buildings, de bâtiments à usages multiples, de bâtiments polyvalents en de Mehrzweckgebäuden. Wat doen we daarmee in onze moerstaal? □ Niets boeienders te weten dan te weten wat de een van de ander wil. Zo was er een ziekenhuis dat in een advertentie een directrice vroeg. Zij moest o.a. hebben: ‘ervaring i.c. personeelszaken’ (nog erger dan normaliter in plaats van normaliter) en ‘juiste approach tot mensen’ (is wel achterhaalbaar). Maar het allermoeilijkste was de voorwaarde:
‘irrationeel prestige’.
Nu is een prestige pas een prestige als het te merken is, maar hoe stel je vast of een prestige irrationeel is? Met je verstand mag je het niet beredeneren. □ U weet toch dat de loodgieterspatroons een prijsvraag hebben uitgeschreven om een nieuwe naam te vinden voor de loodgieter? Hij giet al sinds jaren geen lood meer, tenminste dat is niet zijn hoofdbezigheid. □ De statuszoekerij in taal houdt, eenmaal begonnen, nooit meer op. Kwekerij A was vroeger een kwekerij; nu heeft de kweker een bord op zijn hek gespijkerd met Tuincentrum A. De stoffeerder is via de woninginrichter een interieurverzorger geworden. Een van de weinige beroepen die nog eerlijk zijn (of is?), is dat van de slager. En daarbij slachten de meeste slagers niet eens meer. Wachten op een prijsvraag bij een jubileum van de slagerspatroonsbond. □ De rij wordt afgesloten met de advertentie waarin gevraagd wordt: pakketteuses en pakketteurs. Er stonden geen vereisten bij. □ Nog eens die hoofdletter: wij vinden Mijne Heren wel mooi, maar Mijne heren genoeg. Het groene boekje laat ons (blz. LXVIII) veel vrijheid en heeft het over de gevoelswaarde van een woord. Heren heeft voor ons geen andere gevoelswaarde dan heren. □ Een lezer las in O.T. nr. 7-8, 1961: ‘maar mijn opvatting van het begrip welvaart, heerst deze niet in een land waar veler woonsituatie nog zo abominabel is als hier, waar kunst en kunstenaar voor het grootste deel alleen kunnen existeren bij de gratie van overheidssubsidies waar ontelbaar velen een minimaal inkomen toucheren’ en hij maakt daarvan nu, vier jaar later: ‘......waar veler woontoestand nog zo verschrikkkelijk is als hier, waar kunst en kunstenaar...... alleen kunnen bestaan bij de gratie van
overheidstoelagen waar ontelbaar velen een minimaal inkomen hebben.’ Blijft nog over voor 1969: gratie en minimaal. □ Jutfaas, officieel Jutphaas, komt niet van Jut, gelijk wij al in mei vermoedden, maar van Judithfax, gelijk nu een vorser gevonden heeft in een stuk uit 1165. □ Op 1 juli 1965 zijn de gemeenten Noordbroek en Zuidbroek samengevoegd tot de gemeente Oosterbroek. Het merkwaardige is dat de inwoners van Noord- en Zuidbroek zich, ongeacht hun kunne, Noordbroekster, onderscheidenlijk Zuidbroekster noemden. Hun krant heette: De Noord- en Zuid-