Jaarverslag 1964
Het jaar 1964 zal in de geschiedenis van ons Genootschap bekend blijven als een hoogtepunt in zijn bestaan. In dit jaar immers werd het zo bijzonder geslaagde congres in Scheveningen gehouden. Het trok meer dan duizend deelnemers, de aanwezigheid van de Koningin gaf luister aan de bijeenkomst en betekende voor de deelnemers, de sprekers en het bestuur een grote eer en een diepe voldoening. De drie sprekers, prof. Zaalberg, prof. Donkersloot en Gerard Walschap, alsmede de voordrachtskunstenaar Albert Vogel wisten de congresgangers op ongeëvenaarde wijze te boeien. De voorzitter merkte terecht in zijn slotwoord op dat het niet gemakkelijk voor het bestuur zou zijn, de stijgende lijn in onze congressen te handhaven. Het is begrijpelijk dat het allergrootste deel van het werk van het bestuur en van het bureau in 1964 gewijd was aan de voorbereiding van het congres: de organisatie van de dag, het overleg met de sprekers, de uitnodigingen en de verwerking van de aanmeldingen vergden zeer veel van de beschikbare tijd.
De algemene ledenvergadering werd op 2 mei 1964 in Scheveningen gehouden. Deze bijeenkomst droeg een louter huishoudelijk karakter. De agenda bleef beperkt tot de statutaire punten. Buiten de informele besprekingen, verband houdende met het congres, kwam het bestuur vier keer bijeen. Hoofdpunten van het overleg waren de samenstelling van het bestuur, de versterking van het secretariaat, de uitgave van het maandblad en het streven naar grotere bekendheid in den lande. Het bestuur was vertegenwoordigd bij de uitreiking van de Visser-Neerlandia-prijzen.
Met onze Belgische zustervereniging, de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, werden nauwe contacten onderhouden. Een gezamenlijke bestuursvergadering werd gehouden in april 1964 in Den Haag. Het bestuur van Onze Taal was vertegenwoordigd bij de Week van het Algemeen Beschaafd Nederlands in Leuven in februari 1964.
Prof. dr. J. Wille, lid van de Raad van Deskundigen, is in april 1964 overleden. In de beginjaren van ons Genootschap was hij de onmisbare steun voor bestuur en redacteur. Vele tientallen malen heeft hij adviezen gegeven en hulp geboden in netelige kwesties. Het past ons, deze markante figuur onder de oude generatie van taalgeleerden met diepe eerbied te gedenken.
Het bestuur kon in juni 1964 tot zijn vreugde mededelen dat prof. dr. C.F.P. Stutterheim zich bereid had verklaard, toe te treden tot de Raad. Daarmee is de traditie hersteld dat de Leidse universiteit vertegenwoordigd is in Onze Taal. Prof. Stutterheim is voor Onze Taal trouwens geen onbekende: zijn scherpzinnige en geestige bijdrage aan het congres 1960 zullen wij niet gemakkelijk vergeten.
De totale oplaag van ons blad was op 1 januari 1965 10.962. Dit betekent een netto stijging van 746. Nu, gezien deze cijfers, Onze Taal duidelijk geen ‘onderonsje’ meer is, zoals het Genootschap in de oorspronkelijke opzet genoemd werd, zal het bestuur streven naar nog ruimere bekendheid en verspreiding over het land. In de komende jaren zal het vooral daarop zijn beleid moeten richten. Onze Taal krijgt steeds meer het karakter van een landelijke instelling, zodat het nodig is ervoor te zorgen dat de samenstelling van het bestuur en de inrichting van het bureau aangepast blijven aan de omvang van ons Genootschap en gericht op de verdere groei daarvan.
De secretaris.