Spellingsfout nummer één
Het is goed dat de heer Diemer op zijn beurt nog eens inhaakt op mijn artikeltje over het aaneenschrijven, alleen al omdat hierdoor nog eens de aandacht gevestigd wordt op deze moeilijk uitroeibare ‘woekerplant’.
De opmerkingen van de heer Diemer noodzaken mij tot een nadere toelichting en verduidelijking van verschillende punten.
De mensen waarmee ik mijn dagelijks werk ten aanzien van taalkwesties te doen heb, zijn geen leerlingen van een lagere of middelbare school, doch technische, administratieve en commerciële functionarissen uit het bedrijf tot de leeftijd van 60 jaar.
De heer Diemer heeft gelijk als hij tegen simplificatie van grammaticale regels is, waar men te doen heeft met leerlingen van lagere of middelbare scholen. Het is echter opvallend hoe weinig de mensen in het bedrijfsleven nog van die grammaticale regels afweten. Het gebeurt zelfs dat men academisch gevormden nog moet vertellen hoe de regels zijn voor de vorming van verleden deelwoorden of voor de schrijfwijze van de woorden op iën of ieën. De meeste functionarissen uit het bedrijfsleven stellen er wel prijs op foutloos Nederlands te schrijven. Ze willen daarvoor weleens een blad als ‘Onze Taal’ doorlezen en eventueel ook nog wel luisteren naar taalkundige adviezen van meer ervaren of deskundige instanties op dit gebied, maar met uitgebreide grammaticale regels hebben ze liever niet meer te doen. Natuurlijk moeten we hier ook een duidelijk onderscheid maken tussen de bekende alpha- en beta-groeperingen, tussen de categoriëen met en zonder sterk ontwikkeld taalgevoel, waarmee een grotere of kleinere interesse voor de taal ook vaak samengaat. Een grote categorie van mensen in het bedrijf kan men weer op het rechte spoor brengen door verkorte regels op eenvoudige hulpmiddelen.
Wat in dit verband de regels voor het aaneenschrijven betreft, ben ik op het ‘redmiddel’: ‘schrijf zelfstandige naamwoorden aaneen’ gekomen, omdat het niet aaneenschrijven van zelfstandige naamwoorden de door mij geconstateerde meest voorkomende fout is in het bedrijf. (De voorbeelden van de heer Diemer zijn, zoals hij het zelf zegt, afkomstig uit schrifturen van h.b.s.'ers).
De diepere oorzaak van het foute gebruik zit inderdaad vaak in de typografentyrannie, maar er zijn nog twee andere belangrijke oorzaken:
1. | de invloed van de Engelse taal, voor welke de regels voor het aaneenschrijven totaal anders zijn; |
2. | het ‘idée fixe’ dat namen van instanties, afdelingen, maatschappijen enz. uit met hoofdletters en los van elkaar geschreven woorden moet bestaan als er afgekorte benamingen van zijn b.v. Hoofd Industrie Groep (H.I.G.). |
De oorzaak genoemd onder 1 behoeft men niet ver te zoeken in de grote Nederlandse bedrijven waar Engels de concerntaal is.
De onder 2 genoemde oorzaak komt men overal tegen. Iedereen zal het erover eens zijn dat woorden als opleidingsinstituut, ontspanningscentrum, sportvereniging, zelfbescherming, inkoopcentrale, kantoordiensten, handelmaatschappij enz. aaneengeschreven dienen te worden. Wanneer deze woorden deel uit gaan maken van een naam (b.v. Ned. Opleidingsinstituut voor het Buitenland), blijft die regel voor het aaneenschrijven bestaan, ook al is de officieel afgekorte benaming N.O.I.B. Heel wat maatschappijen en instanties voeren, onder invloed van eerdergenoemd ‘idée fixe’, een taalkundig foutieve benaming. Zo ziet men Nederlandse Handel Maatschappij (N.H.M.), Nederlands Talen Instituut (N.T.I.), Zuid Nederlandse Beurs (Z.N.B.), ja zelfs ‘Bedrijfs Zelf Bescherming’, alsof het door ‘Bedrijfszelfbescherming’ te schrijven onmogelijk wordt om toch de afgekorte B.Z.B. te voeren! Gelukkig treffen we daarentegen ook aan: Europese Kolen- en Staalgemeenschap (E.K.S.G.), Koninklijke Luchtvaartmaatschappij (K.L.M.), Nederlandse Televisiestichting (N.T.S.), Centrale Inkomensadministratie (C.I.A.), Industrieel Assurantiekantoor (I.A.K.) enz. Tenslotte is er dan nog een categorie die niet helemaal wil ‘zondigen’ en de oplossing meent te moeten zoeken in het verbindingsstreepje, b.v. Rijks-Instituut voor Visserij-Onderzoek, waarvan m.i. alleen het laatste te rechtvaardigen is. Op een overmatig en in consequent gebruik van het koppelteken stuit ik trouwens iedere dag in de kranten en in mededelingen en filmteksten van televisieuitzendingen.
C.J.M. van der Weijden