Onze Taal. Jaargang 34
(1965)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdGraadmeter voor onduidelijkheid‘Fog index’ is een ongebruikelijk woord in een Amerikaans efficiencytijdschrift, dat daarom direct onze aandacht trok. Het bleek betrekking te hebben op ‘zich helder uitdrukken’ en vergezeld te zijn van een gebruiksaanwijzing: ‘Neem honderd woorden en tel het aantal zinnen waarin deze woorden voorkomen, dan vindt u de gemiddelde lengte van een zin. Tel vervolgens de woorden met meer dan twee lettergrepen (zelfstandige naamwoorden, door verbuiging tot meer dan twee lettergrepen vergrote woorden en gemakkelijk uit te spreken woorden niet meetellen) en ga na hoeveel van die woorden er gemiddeld per zin voorkomen. Voeg de uitkomst aan de gemiddelde zinslengte toe en vermenigvuldig het gevonden totaal met 0,4’.
Is de uitkomst 6, dan betekent zulks, dat iemand met een schoolopleiding die zes jaar heeft geduurd, het geschrevene zonder inspanning zal kunnen begrijpen. | |
[pagina 50]
| |
Uitkomsten tussen de 15 en 25 zijn echter geen zeldzaamheid en de ambtelijke sfeer brengt het zelfs tot 35, dit is 5 jaar over de drempel van de onbegrijpelijkheid. De aanwijzingen gelden natuurlijk niet zonder meer voor het gebruik van de Nederlandse taal; de mogelijkheden voor zich onbegrijpelijk (5 lettergrepen) uitdrukken zullen elkaar nauwelijks ontlopen.
Tot zover dit artikel, dat mogelijk ook niet al te duidelijk is. Wanneer u het niet direct begrepen mocht hebben: men verlangt van u dat u van een stukje (Engels) proza het gemiddeld aantal woorden per zin bepaalt, hierbij het gemiddeld aantal moeilijke woorden nog eens optelt en de uitkomst met 0,4 vermenigvuldigt. De uitkomst, die wij om het blad Onze Taal te gerieven in het Nederlands ‘mistcijfer’ zouden kunnen dopen, geeft een maat voor de begrijpelijkheid van de tekst. Het is wel eens aardig om te zien wat wij met dit ‘mistcijfer’ kunnen doen. Zoals de schrijver van het aangehaalde artikeltje al opmerkt, gaan de uit het Engels vertaalde vuistregels voor de Nederlandse taal niet op. Het Nederlands is misschien wat wijdlopiger dan het Engels, waardoor berekeningen volgens de hierboven geschetste methode te hoge uitkomsten geven. Om een goede correlatie te krijgen van het ‘mistcijfer’ met het ‘aantal schooljaren’ zou een stevig statistisch onderzoek nodig zijn ter bepaling van de verhoudingsfactor, die in het Engels blijkbaar 0,4 is. Hetzelfde geldt voor de afweegfactor die impliciet werd aangenomen door het dubbel tellen van elk ‘moeilijk woord’. Ik laat het overigens aan de lezer over om voor zich vast te stellen of deze correlatie zinvol is. Voor het oppervlakkig vergelijken van prozateksten is het aannemen van enkele vaste factoren voldoende. Vergelijkbare uitkomsten met het Engels krijgt men door het verhoudingsgetal ongeveer 1/3 te nemen en de moeilijke woorden eveneens dubbel te tellen. Een begrenzing van het begrip ‘moeilijke woorden’ is in het Nederlands niet zo eenvoudig aan te geven. Een woord als ‘onoverzichtelijk’ is gemakkelijker dan ‘convocatie’ zoals een groot aantal eenvoudige woorden in het Nederlands nu eenmaal drie of meer lettergrepen heeft. Wellicht zou men hier een subjectief criterium kunnen aanleggen door zich af te vragen of een woord tot ieders woordenschat behoort, of dat het aangeduide begrip voldoende bekend is bij het publiek dat men bereiken wil. Vaktaal is er tenslotte niet voor niets. Als men een handboek schrijft voor programmeurs, behoeft dit niet te worden begrepen door de groenteman. Ook vaktaal wordt uit noodzaak geboren. Een enkel woord in vakjargon geeft de vakman soms meer informatie dan drie omschrijvende zinnen in het ABN. Een juist gebruik van vaktermen kan het denken vereenvoudigen en een technische verhandeling aanzienlijk bekorten. Helaas hebben teveel mensen uit het oog verloren dat de taal die zij dagelijks bij hun werk gebruiken, niet voor iedereen begrijpelijk is. Bezien wij nu het artikel ‘De taal in het vakblad’ in O.T. van maart 1965. Onder het hoofdje lezersconflict tellen wij: 126 woorden en 7 zinnen. Moeilijke woorden staan er eigenlijk niet in, want we kunnen aannemen dat de leden van de Ned. Organisatie van Tijdschriftuitgevers, evenals de lezers van O.T., overweg kunnen met woorden als ‘complicatie’, ‘communicatie’ en ‘conflict’. Willen wij echter bepalen of dit artikel begrijpelijk is voor, laten wij zeggen krantenlezerspubliek, dan moeten wij deze woorden toch aanstrepen. Met verder nog: ‘taalmiddelen’, ‘proza’, ‘spreekwijze’ en ‘interpreteren’, komt het totaal aantal moeilijke woorden op 7. Het mistcijfer voor dit stukje berekenen wij nu: Op dezelfde wijze berekenen wij het mistcijfer voor beide voorbeelden ter toetsing van de leesbaarheid. Standpunt: krantenpubliek - aanstrepen: ‘Algemene Bijstandwet’ - ‘consequentie’ - ‘opneming’ - ‘garantieverklaring’ en ‘verzorgingskosten’. Voor het artikel uit SoZa wordt het mistcijfer: Voor het artikel uit ‘De Bejaarden’, met dezelfde informatie: Aldus losgelaten op normale prozastukken, biedt het ‘mistcijfer’ zoals u ziet een aardige vergelijkingsmogelijkheid. Men hechte er overigens geen absolute waarde aan, daarvoor blijft het een te grove benaderingswijze waarbij te veel belangrijke factoren voor de begrijpelijkheid van een tekst - zoals logische opbouw, correcte interpunctie en overzichtelijke indeling - buiten beschouwing zijn gelaten. W.M. van Osch |
|