is uit de echte onderwereld, die diverse raakpunten heeft met die van de muzikanten waar ik het over had. Over de etymologische afkomst weet ik niets.
Een nozem (en het gaat hier niet om veronderstellingen, maar om feiten) was iemand, die misschien bekwaam musiceerde, maar die niet op de hoogte was van allerlei vakkundige bijkomstigheden, meestal met een niet zo gunstig tintje. Hij was niet ‘uitgekookt’. Hij kende de slinkse streekjes, de truukjes niet. Hij was een doetje, iemand die zich vlot liet bedotten, iemand die niets ‘van het leven begreep’, een sufferd, ik geloof dat de Amerikaanse term luidt: ‘sucker’. Wel iets anders dus, dan wat men nu onder nozem verstaat.
Ook muzikanten hebben hun beroepstrots. Een goed muzikant, in die tijd, kon behoorlijk muziek lezen, speelde allerlei ‘genres’, was veelzijdig bij het bewonderenswaardige af. Langzamerhand echter, drongen zich in het vak jongelui in, die niet of slecht konden lezen, die bepaald niet allerlei genres speelden, die zeer eenzijdig waren: het enige wat zij presteerden was jazzmuziek, een kunst die zoals men weet, op improvisatie berust, en op een zekere feeling. Deze jongelui waren dus niet opgewassen tegen de normale eisen van het vak; daarnaast echter vormden zij een bedreiging voor de (meest) oudere musici, die zelf gewoonlijk slecht met de jazz overweg konden, een soort muziek die nog steeds in opmars was. Als schimpwoord voor deze naar hun mening onbeholpen nieuwelingen, vonden de veelzijdige musici het woord ‘swingnozem’ uit. Een swingnozem was dus de bovenbeschreven jazzmuzikant, die in de ‘echte’ muziek onbruikbaar was. Nog steeds eén domoortje dus, maar met een handvat. Het woord swingnozem vond zijn weg naar het algemene spraakgebruik (merkwaardig genoeg is men het vergeten, als het over de betekenis en de afkomst van de ‘nozem’ gaat). Het verloor echter zijn specifieke betekenis: de eenzijdige jazz- (of swing-) muzikant. Het ging nu betekenen: een wat onbenullig jongmens, dat zich alleen maar interesseert voor grammofoonplaatjes, discobars, danspartijtjes en dergelijke zaken.
We zijn nu al dicht bij de huidige betekenis. De rest is duidelijk. Het woordje ‘swing’ viel uit de boot, en de nieuwe ‘nozem’ was geboren: de jeugdige branieschopper met alle eigenschappen, die men hem tegenwoordig toekent.
Voor de historische juistheid van dit verhaal sta ik in, al blijven conclusies natuurlijk conclusies; de vier betekenissen echter: nozem 1 - swingnozem 1 - swingnozem 2 - nozem 2, lijden voor mij geen twijfel.
J. de Vr. (Ermelo)